Cassatie van Supreme Court (Netherlands), 1 de Febrero de 2013

Datum uitspraak 1 de Febrero de 2013
Uitgevende instantie:Supreme Court (Netherlands)

1 februari 2013

Eerste Kamer

11/05047

DV/AS

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

in de zaak van:

de rechtspersoon naar vreemd recht MS AUSTRIA SCHIFFAHRTSGESELLSCHAFT MBH & CO. KG,

gevestigd in de Bondsrepubliek Duitsland,

VERZOEKSTER tot cassatie,

advocaat: mr. J.W.H. van Wijk,

t e g e n

ARUBA PORTS AUTHORITY N.V.,

gevestigd in Aruba,

VERWEERSTER in cassatie,

advocaat: mr. R.A.A. Duk.

Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als Austria en APA.

  1. Het geding in feitelijke instanties

    Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:

    1. de vonnissen in de zaak A.R. 1028/2005 van het gerecht in eerste aanleg van Aruba van 6 december 2006, 12 september 2007, 18 februari 2009 en 7 oktober 2009;

    2. het vonnis in de zaak AR 1058/2005-H-16/2011 en 16A/2011 van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba van 16 augustus 2011.

    Het vonnis van het hof is aan dit arrest gehecht.

  2. Het geding in cassatie

    Tegen het vonnis van het hof heeft Austria beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

    APA heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

    De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en voor APA mede door mr. T. Raats, advocaat bij de Hoge Raad.

    De conclusie van de Advocaat-Generaal P. Vlas strekt tot verwerping van het cassatieberoep.

    De advocaat van Austria heeft bij brief van 9 november 2012 op die conclusie gereageerd.

  3. Beoordeling van het middel

    3.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.

    (i) Op 31 maart 2005 is het motorschip ZIM Houston III (hierna: het schip, of ZH III) onder loodsaanwijzing de haven van Oranjestad binnengevaren en is daarbij tegen een aldaar afgemeerde loodsboot aangevaren en in fysiek contact gekomen met de kade (hierna ook: de aanvaring). Hierdoor ontstond schade aan het schip, de loodsboot, de kade en een gebouw. In cassatie is alleen de schade aan het schip aan de orde.

    (ii) ZH III is een zeeschip in de zin van art. 8:2 BWA. Ten tijde van de aanvaring was het schip eigendom van Austria.

    (iii) De loods werkte ten tijde van de aanvaring in dienstverband bij APA en verrichtte de loodsdienst ter uitvoering van zijn taak voor APA.

    3.2 In dit geding vordert Austria dat APA zal worden veroordeeld aan haar een bedrag van $ 517.380,75 te voldoen. Zij heeft aan deze vordering ten grondslag gelegd dat de schade aan het schip is veroorzaakt door een fout van de loods, die zijn taak vervulde in dienst van APA, zodat laatstgenoemde op de voet van art. 6:170 BWA aansprakelijk is voor deze schade.

    APA heeft betwist dat de loods een fout heeft gemaakt en heeft voorts, met een beroep op het zeerecht, betoogd dat pas van een fout van de loods kan worden gesproken indien hij door grove schuld of opzet schade heeft veroorzaakt, meer in het bijzonder indien de loods roekeloos heeft gehandeld met de wetenschap dat daaruit waarschijnlijk schade zou voortvloeien. Voorts heeft APA een beroep gedaan op een in haar algemene voorwaarden opgenomen exoneratiebeding.

    3.3 Het gerecht heeft de vordering, na een deskundigenbericht te hebben ingewonnen, afgewezen. Het oordeelde dat weliswaar aan de loods diverse gedragingen en nalatigheden als fouten zijn toe te rekenen, en dat deze als oorzaken van de schade zijn aan te merken, maar dat van opzet of grove schuld van de loods geen sprake is geweest. Mede daarom achtte het gerecht het beroep van APA op het exoneratiebeding gegrond.

    Het hof verwierp het tegen dat vonnis ingestelde hoger beroep. Het oordeelde, samengevat weergegeven, dat een loods naar ten tijde van de aanvaring geldend Arubaans recht slechts aansprakelijk is voor schade, indien hij die schade opzettelijk heeft veroorzaakt of aan het ontstaan daarvan grove schuld heeft (rov. 2.3-2.9). De door de loods gemaakte navigatiefouten brengen in de gegeven omstandigheden niet mee dat de loods opzet of grove schuld kan worden verweten (rov. 2.10-2.11).

    De loods is dus niet aansprakelijk voor de door hem aan het schip veroorzaakte schade. Daarom is APA niet op de voet van art. 6:170 BWA voor die schade aansprakelijk jegens Austria (rov. 2.13).

    3.4 Het middel richt rechts- en motiveringsklachten tegen het oordeel van het hof dat een loods naar Arubaanse recht slechts aansprakelijk is voor schade die door zijn fout wordt toegebracht aan het door hem geloodste schip, indien hij deze schade heeft veroorzaakt door opzet of grove schuld. Art. 6:170 BWA houdt een zodanige voorwaarde niet in. Het bestreden oordeel berust dan ook niet op concorderende wetsinterpretatie, maar op ongeoorloofde anticipatie op een wetsontwerp waarvan het lot onzeker is. Bovendien is, aldus de klachten van het middel, ook een concorderende uitleg in dit geval onaanvaardbaar, gezien het verschil tussen de toepasselijke normen.

    3.5 De motiveringsklachten kunnen niet tot cassatie leiden, nu zij gericht zijn tegen een rechtsoordeel en de daarvoor door het hof gegeven redengeving. Bij de beoordeling van de rechtsklachten stelt de Hoge Raad voorop dat het hof - terecht - ervan is uitgegaan dat APA slechts op de voet van art. 6:170 BWA aansprakelijk kan zijn tot vergoeding van de aan het schip toegebrachte schade, indien de aanvaring te wijten is aan een fout van de loods (haar ondergeschikte) waarvoor die loods aansprakelijk is. De beoordeling spitst zich dus erop toe of een loods naar Arubaans recht slechts aansprakelijk is voor schade aan het door hem geloodste schip, indien hij deze schade opzettelijk heeft veroorzaakt of grove schuld heeft aan het ontstaan daarvan.

    3.6 Zoals het hof heeft overwogen was ten tijde van de aanvaring de aansprakelijkheid van een loods voor handelingen of nalatigheden waardoor schade is toegebracht aan het geloodste schip niet in bijzondere Arubaanse wetgeving geregeld, maar bevatte de Nederlandse wet wel een bijzondere regeling voor aansprakelijkheid van loodsen. Art. 3 van de Loodsenwet (Stb. 1988/353) bepaalt immers dat de loods, voor zover hij handelt in de uitoefening van zijn taken en bevoegdheden, slechts aansprakelijk is voor schade door hem veroorzaakt door opzet of grove schuld. Het hof heeft terecht, in overeenstemming met het concordantiebeginsel, geoordeeld dat een loods ook naar Arubaans recht slechts aansprakelijk is voor schade die...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT