Cassatie van Supreme Court (Netherlands), 8 de Febrero de 2013

Datum uitspraak 8 de Febrero de 2013
Uitgevende instantie:Supreme Court (Netherlands)

8 februari 2013

Eerste Kamer

12/05391

EE/AS

Hoge Raad der Nederlanden

Beschikking

in de zaak van:

[Betrokkene],

wonende te [woonplaats],

VERZOEKER tot cassatie,

advocaat: mr. E.A.E.G.J. Libosan,

t e g e n

OFFICIER VAN JUSTITIE TE ARNHEM,

zetelende te Arnhem,

VERWEERDER in cassatie,

niet verschenen.

Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als betrokkene en de officier van justitie.

  1. Het geding in feitelijke instantie

    Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar de beschikking in de zaak 236176/BZ RK 12-1050 van de rechtbank Arnhem van 12 november 2012.

    De beschikking van de rechtbank is aan deze beschikking gehecht.

  2. Het geding in cassatie

    Tegen de beschikking van de rechtbank heeft betrokkene beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.

    De officier van justitie heeft geen verweerschrift ingediend.

    De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot verwerping.

  3. Beoordeling van het middel

    De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

  4. Beslissing

    De Hoge Raad verwerpt het beroep.

    Deze beschikking is gegeven door de vice-president E.J. Numann, als voorzitter, en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.A. Loth op 8 februari 2013.

    12/05391

    Mr. F.F. Langemeijer

    21 december 2012

    Conclusie inzake:

    [Betrokkene]

    tegen

    Officier van Justitie te Arnhem

  5. In deze Bopz-zaak wordt volstaan met een verkorte conclusie(1).

  6. Het - tijdig ingestelde - cassatieberoep is gericht tegen de beschikking van 12 november 2012 waarbij de rechtbank te Arnhem machtiging heeft verleend tot voortzetting van de inbewaringstelling (art. 27 - 30 Wet Bopz). De rechtsklacht houdt samengevat in dat het in art. 21 lid 3 Wet Bopz bedoelde geneeskundig onderzoek(2) ten onrechte niet heeft plaatsgevonden. De wettekst ("zo enigszins mogelijk") biedt ruimte voor gevallen waarin de arts zich heeft ingespannen om het onderzoek te verrichten, maar door omstandigheden in redelijkheid niet in staat was het onderzoek uit te voeren. De in dit geval door de rapporterende psychiater opgegeven grond, te weten dat betrokkene (al dan niet als gevolg van rustgevende medicatie na een incident) in slaap...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT