Cassatie van Supreme Court (Netherlands), 5 de Septiembre de 2008

Datum uitspraak 5 de Septiembre de 2008
Uitgevende instantie:Supreme Court (Netherlands)

5 september 2008

Eerste Kamer

Nr. C07/099HR

RM/TT

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

in de zaak van:

[Eiser],

wonende te [woonplaats],

EISER tot cassatie,

advocaat: mr. J. Groen,

t e g e n

de GEMEENTE EINDHOVEN,

zetelende te Eindhoven,

VERWEERSTER in cassatie,

advocaat: mr. D. Stoutjesdijk.

Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en de Gemeente.

  1. Het geding in feitelijke instanties

    [Eiser] heeft bij exploot van 18 juli 2003 de Gemeente gedagvaard voor de rechtbank 's-Hertogenbosch en verzet gedaan tegen een door de Gemeente op 22 mei 2003 uitgevaardigde dwangbevel. Na wijziging van eis heeft [eiser] gevorderd de Gemeente te veroordelen aan hem een bedrag van € 56.912,51 terug te betalen, met rente en kosten.

    De Gemeente heeft de vordering bestreden.

    De rechtbank heeft bij vonnis van 25 augustus 2004 het verzet gegrond verklaard en de Gemeente veroordeeld aan [eiser] de som van € 56.912,51 terug te betalen. Tegen dit vonnis heeft de Gemeente hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.

    Bij arrest van 21 november 2006 heeft het hof het vonnis van de rechtbank vernietigd en, opnieuw rechtdoende:

    - de vordering van [eiser] alsnog afgewezen;

    - [eiser] veroordeeld aan de Gemeente terug te betalen een bedrag van € 56.912,51, alsmede een bedrag van € 2.851,16, beide bedragen te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de datum dat de Gemeente deze bedragen aan [eiser] heeft voldaan tot aan de dag der algehele voldoening.

    Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

  2. Het geding in cassatie

    Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

    De Gemeente heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

    De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en voor de Gemeente mede door mr. F.M. Ruitenbeek-Bart, advocaat bij de Hoge Raad.

    De conclusie van de Advocaat-Generaal L.A.D. Keus strekt tot verwerping.

    De advocaat van [eiser] heeft bij brief van 18 juni 2008 op die conclusie gereageerd.

    Voorts heeft [eiser] zelf bij brief met bijlagen van 22 juni 2008 op die conclusie gereageerd. Op deze brief slaat de Hoge Raad evenwel geen acht, nu de brief na het verstrijken van de termijn van art. 44 lid 3 Rv. bij de Hoge Raad is binnengekomen en bovendien niet door een advocaat is ondertekend.

  3. Beoordeling van het middel

    De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

  4. Beslissing

    De Hoge Raad:

    verwerpt het beroep;

    veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Gemeente begroot op € 1776,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.

    Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, J.C. van Oven en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 5 september 2008.

    C07/099HR

    mr. Keus

    Zitting 6 juni 2008

    Conclusie inzake:

    [Eiser]

    eiser tot cassatie

    tegen

    de gemeente Eindhoven

    (hierna: de Gemeente)

    verweerster in cassatie

    Deze zaak betreft het verzet tegen een dwangbevel tot invordering van kosten, verbonden aan de met toepassing van bestuursdwang uitgevoerde sloop van een schuur. In het (op bezwaar genomen) bestuursdwangbesluit is [eiser] gelast "de schuur "gedeeltelijk" af te breken tot een schuur die qua uiterlijke verschijningsvorm en qua maatvoering overeenkomt met de oorspronkelijke schuur overeenkomstig de bij deze beslissing behorende tekening". [eiser] is tevergeefs tegen dit besluit opgekomen, waardoor het onherroepelijk is geworden. Uiteindelijk is de schuur met toepassing van bestuursdwang geheel afgebroken. [eiser] stelt dat de Gemeente aldus onbevoegd en onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld.

  5. Feiten(1) en procesverloop

    1.1 Op 2 april 1993 is de woning van [eiser] door brand geheel verwoest. De op zijn perceel gelegen schuur (hierna: de oude schuur) is gespaard gebleven. Bij besluit van 1 maart 1994 is aan [eiser] vergunning verleend de woning te herbouwen, met dien verstande dat achter de rooilijn diende te worden gebouwd en wel gedeeltelijk op de plaats waar de oude schuur stond. In april 1994 is [eiser] begonnen met het verplaatsen van de oude schuur. Op enig moment is door Bouw- en Woningtoezicht van de Gemeente geconstateerd dat het uiterlijk en de maatvoering van de nieuw gebouwde schuur van die van de oude schuur afweken.

    1.2 Bij besluit van 11 maart 1998 heeft de Gemeente [eiser] gelast de schuur binnen een termijn van zes weken af te breken onder aanzegging van bestuursdwang voor het geval dat [eiser] niet tijdig aan de gegeven last zou voldoen. [Eiser] heeft hiertegen bezwaar aangetekend. Dat bezwaar is bij besluit van 16 maart 1999(2) deels gegrond en deels ongegrond verklaard. Laatstgenoemd besluit houdt (op p. 3/4) onder meer in:

    "Wij achten ons bevoegd (...) om te gelasten de schuur "gedeeltelijk" af te breken tot een schuur, die qua uiterlijke verschijningsvorm en qua maatvoering overeenkomt met de oorspronkelijke schuur. (...) Om ieder misverstand te voorkomen hebben wij een tekening laten maken op basis van de vastgestelde maten van de oude schuur en op basis van foto's van de oude schuur. De hierbij als bijlage gevoegde tekening maakt onderdeel uit van deze beslissing. (...)"

    [Eiser] werd bij het besluit van 16 maart 1999 gedurende een periode van 6 maanden in de gelegenheid gesteld de nieuwe schuur zelf af te breken tot een schuur die met de oude schuur overeenkomt.

    1.3 [Eiser] heeft van laatstgenoemd besluit beroep bij de sector bestuursrecht van de rechtbank 's-Hertogenbosch ingesteld. In haar uitspraak van 4 april 2000 heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard. [Eiser] heeft vervolgens tegen deze uitspraak hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT