Eerste aanleg - meervoudig van Rechtbank Almelo, 28 de Diciembre de 2012

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak28 de Diciembre de 2012
Uitgevende instantie:Rechtbank Almelo

Rechtbank Almelo

Sector strafrecht

Parketnummer: 08/054520-12

Datum vonnis: 28 december 2012

Vonnis op tegenspraak van de rechtbank Almelo, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo tegen:

[verdachte],

geboren op [1987],

wonende in [plaats]([land)]), [adres],

zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,

  1. Het onderzoek op de terechtzitting

    Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van de meervoudige kamer voor strafzaken op 18 december 2012. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mevrouw mr. S. Leusink en van hetgeen door de raadsman mr. J.W. Stegeman, advocaat te Goor, en de raadsvrouw mr. A. Vossenberg, advocaat te Amsterdam, naar voren is gebracht.

  2. De tenlastelegging

    De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte: op 14 december 2010 in de gemeente Losser en al dan niet in vereniging met een ander geld heeft witgewassen.

    Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:

    hij op of omstreeks 14 december 2010, te De Lutte, gemeente Losser, althans in

    Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen van (een) voorwerp(en), te weten één of meer bankbiljetten (met een gezamenlijke waarde van (ongeveer) 12.500 euro), in ieder geval geld, de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding of de verplaatsing heeft verborgen of verhuld, dan wel heeft verborgen of verhuld wie de rechthebbende op dat/die voorwerp(en) was of die/dat voorwerp(en) voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist (althans redelijkerwijs kon

    vermoeden) dat het voorwerp (onmiddellijk of middellijk) afkomstig was uit enig misdrijf en/of één of meer voorwerp(en), te weten voornoemd(e) bankbiljet(ten)/geld heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen of omgezet of van dat/die voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist (althans redelijkerwijs kon vermoeden) dat het/die voorwerp(en) (onmiddellijk of middellijk) afkomstig was/waren uit enig misdrijf;

  3. De vordering van de officier van justitie

    De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een werkstraf van 120 uur te vervangen door 60 dagen hechtenis en tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en dat het inbeslaggenomen geld wordt verbeurd verklaard.

  4. De voorvragen

    De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

    De rechtbank heeft, met betrekking tot de ontvankelijkheid van de officier van justitie, het navolgende overwogen.

    Ter terechtzitting van 18 december 2012 heeft de raadsman mr. Stegeman aangevoerd dat de staande- en aanhouding van verdachte (en die van zijn medeverdachte) onrechtmatig is geschied, aangezien er - kort en zakelijk weergegeven - sprake is geweest van grenscontrole, hetgeen in strijd is met de Schengengrenscode.

    De rechtbank verwerpt dat verweer.

    Verdachte is staande gehouden op grond van artikel 50 van de Vreemdelingenwet ter vaststelling van de identiteit, nationaliteit en verblijfsrechtelijke status door opsporingsambtenaren van het zogenaamde MTV (Mobiel Toezicht Vreemdelingen). Uitgaande van een onder de gestelde omstandigheden plaatsgevonden staandehouding van verdachte, levert dat bestuursrechtelijk gezien weliswaar een onrechtmatige staandehouding op, maar deze onrechtmatigheid is geen strafvorderlijk vormverzuim als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering. De staandehouding heeft immers niet plaatsgevonden in het kader van het strafrechtelijk voorbereidend onderzoek van het in deze zaak tenlastegelegde misdrijf. De rechtbank volgt daarbij het arrest van de Hoge Raad van 26 juni 2012, LJN: BV1642 en LJN: BW9199

  5. De beoordeling van het bewijs

    De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT