Eerste aanleg - enkelvoudig van Rechtbank Breda, 3 de Junio de 2008

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak 3 de Junio de 2008
Uitgevende instantie:Rechtbank Breda

RECHTBANK BREDA

Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer

Procedurenummer: AWB 07/1085

Uitspraakdatum: 3 juni 2008

Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) juncto artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen

[belanghebbende] BV, gevestigd te [woonplaats],

eiseres,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

verweerder.

Eiseres en verweerder worden hierna aangeduid als respectievelijk belanghebbende en inspecteur.

De bestreden uitspraken

- De fictieve weigering van de inspecteur uitspraak te doen op het bezwaar van belanghebbende van 3 maart 2006 tegen de aan haar voor het tijdvak 1 juni 2004 tot en met 31 december 2005 opgelegde naheffingsaanslag omzetbelasting

- De uitspraak van de inspecteur van 14 september 2007 op voornoemd bezwaar.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 mei 2008 te Breda. Daar zijn tezamen behandeld de zaken die bij de rechtbank zijn geregistreerd onder de nummers 07/1085 en 07/1086. Aldaar zijn verschenen en gehoord, de gemachtigde van belanghebbende, alsmede de inspecteur. Tevens is verschenen [de heer] die door de rechtbank en partijen is gehoord. Ter zitting is de zaak behandeld waarna de voorzitter de behandeling heeft gesloten. Belanghebbende heeft na de zitting nog een brief aan de rechtbank gezonden. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor heropening van het onderzoek en de brief geretourneerd.

  1. Beslissing

    De rechtbank:

    - verklaart het beroep ongegrond;

    - veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 101, en wijst de Staat aan als de rechtspersoon die dit bedrag aan belanghebbende moet vergoeden.

  2. Gronden

    Te laat uitspraak op het bezwaar

    2.1. Belanghebbende heeft bij brieven van 3 maart 2006 en 8 maart 2006 bezwaar aangetekend tegen de onderhavige naheffingsaanslag. Bij brief van 9 maart 2007, ontvangen bij de rechtbank op 12 maart 2007, heeft belanghebbende beroep aangetekend tegen het niet doen van uitspraak op het bezwaar door de inspecteur. Met dagtekening 14 september 2007 heeft de inspecteur uitspraak gedaan. Gelet op het bepaalde in artikel 6: 20, vierde lid, van de Awb wordt het beroep van belanghebbende geacht mede te zijn gericht tegen deze uitspraak (vergelijk Hoge Raad 14 oktober 2005, nr. 40 155, onder meer gepubliceerd in V-N 2005/49.6).

    2.2. Belanghebbende heeft de rechtbank verzocht de uitspraak op bezwaar te beschouwen als zijnde niet gedaan. Ingevolge artikel 25, eerste lid, van de AWR is de inspecteur gehouden aan een bepaalde termijn voor het doen van uitspraak op bezwaar. Zo dit artikel wordt geschonden heeft dat geen ander gevolg dan dat een belanghebbende op de voet van artikel 6:2, aanhef, onderdeel b, van de Awb in beroep kan komen. Het enkele feit dat uitspraak wordt gedaan na het verstrijken van de wettelijke termijn kan in geen geval leiden tot vernietiging van de uitspraak op bezwaar of van de naheffingsaanslag. Belanghebbendes verzoek mist wettelijke grondslag en moet worden afgewezen.

    Algemeen

    2.3. Belanghebbende drijft sinds 1997 een onderneming onder de handelsnaam [club]. Belanghebbende huurt hiertoe een onroerende zaak gelegen aan de [straat] te [woonplaats]. Zij bezit een vergunning voor de exploitatie van een prostitutiebedrijf op dit adres. In het Handelsregister van de Kamer van Koophandel is als bedrijfsomschrijving van belanghebbende opgenomen: "Het exploiteren van hotelaccommodatie en pensions".

    2.4. Op 1 november 2000 is tussen belanghebbende en de Belastingdienst een vaststellingsovereenkomst gesloten. Voor zover hier van belang luidt de vaststellingsovereenkomst als volgt:

    (...) De inkomsten van [belanghebbende] B.V. worden aangegeven en hierover wordt omzetbelasting afgedragen. (verlaagd tarief) Over de inkomsten van de huursters (derden) dient omzetbelasting te worden afgedragen, waartoe [belanghebbende] B.V. zich, namens de huursters, verplicht. (...)

    Met betrekking tot kolom 2 is afgesproken dat [belanghebbende] B.V. zich verplicht vanaf 01 mei 2000 de verschuldigde omzetbelasting (algemeen tarief) over de opbrengsten van de huursters/namens de huursters zal afdragen. (...)

    Deze overeenkomst geldt in ieder geval tot en met het jaar 2000. Daarna wordt deze overeenkomst stilzwijgend verlengd met dien verstande dat deze overeenkomst door partijen eenzijdig kan worden opgezegd met inachtneming van een opzegtermijn van twee maanden

    2.5. In zijn brief van 22 maart 2004 heeft de inspecteur, met inachtneming van de in de vaststellingsovereenkomst bepaalde opzegtermijn van twee maanden, de vaststellingsovereenkomst opgezegd...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT