Hoger beroep van Council of State (Netherlands), Gravenhage, 6 de Febrero de 2013

Datum uitspraak 6 de Febrero de 2013
Uitgevende instantie:'s-Gravenhage

201209062/1/V4.

Datum uitspraak: 6 februari 2013

RAAD VAN STATE

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van:

[de vreemdeling],

appellant,

tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's Gravenhage, nevenzittingsplaats Zwolle, van 7 september 2012 in zaak nrs. 12/25122 en 12/25123 in het geding tussen:

de vreemdeling

en

de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel.

Procesverloop

Bij besluit van 7 augustus 2012 heeft de minister, voor zover thans van belang, tegen de vreemdeling een inreisverbod uitgevaardigd. Dit besluit is aangehecht.

Bij uitspraak van 7 september 2012 heeft de voorzieningenrechter, voor zover thans van belang, het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld.

Het hogerberoepschrift is aangehecht.

De minister (thans: de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie) heeft een verweerschrift ingediend.

Vervolgens is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Onder de staatssecretaris wordt tevens verstaan: diens rechtsvoorgangers.

2. In de enige grief betoogt de vreemdeling dat de voorzieningenrechter ten onrechte heeft overwogen dat de staatssecretaris aan hem een inreisverbod van twee jaren heeft kunnen opleggen. Voor deze overweging heeft de voorzieningenrechter, volgens de vreemdeling, ten onrechte redengevend geacht dat hij niet heeft onderbouwd waarin de humanitaire of andere redenen zijn gelegen op grond waarvan de staatssecretaris had moeten afzien van het uitvaardigen van het inreisverbod ondanks dat hij daartoe in het voornemen nadrukkelijk in de gelegenheid is gesteld. Aldus heeft de voorzieningenrechter, zo betoogt de vreemdeling, niet onderkend dat de staatssecretaris niet kenbaar heeft gemaakt dat individuele omstandigheden aanleiding kunnen geven tot verkorting van de duur van het opleggen van het inreisverbod. De in het voornemen opgenomen zin “Niet is gebleken van humanitaire of andere redenen om af te zien van het uitvaardigen van het inreisverbod”, is in dit verband onvoldoende, aldus de vreemdeling.

3. De Afdeling heeft over de duur van het inreisverbod eerder, bij uitspraken van 15 juni 2012 in zaken nrs. 201201202/1/V4 en 201202257/1/V3 (www.raadvanstate.nl), overwogen dat geen grond bestaat voor het oordeel dat de benadering van de staatssecretaris...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT