Hoger beroep van Council of State (Netherlands), Gravenhage, 6 de Febrero de 2013

Datum uitspraak 6 de Febrero de 2013
Uitgevende instantie:'s-Gravenhage

201203245/1/V4.

Datum uitspraak: 6 februari 2013

RAAD VAN STATE

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

[de vreemdeling],

appellant,

tegen de uitspraak van de rechtbank 's Gravenhage, nevenzittingsplaats Haarlem, van 20 maart 2012 in zaak nr. 12/7455 in het geding tussen:

de vreemdeling

en

de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel.

Procesverloop

Bij besluit van 21 februari 2012 is aan de vreemdeling een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd, die nadien is voortgezet. Dit besluit is aangehecht.

Bij uitspraak van 20 maart 2012 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld. Het hogerberoepschrift is aangehecht.

De minister (thans: de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie) heeft een verweerschrift ingediend.

Vervolgens is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Onder de staatssecretaris wordt tevens verstaan: diens rechtsvoorgangers.

2. Uit het op 20 februari 2012 op ambtsbelofte opgemaakte proces verbaal van bevindingen blijkt dat de vreemdeling, nadat hij te kennen had gegeven een asielaanvraag in Nederland te willen indienen, op deze dag is overgedragen aan de afdeling 'Claims Identificatie en Artikel 4' van de Brigade Vreemdelingenzaken van de Koninklijke Marechaussee, district Schiphol. Nadat hem de toegang was geweigerd, is de vreemdeling op 21 februari 2012 een vrijheidsontnemende maatregel krachtens artikel 6, eerste en tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: de Vw 2000) opgelegd. De staatssecretaris heeft de asielaanvraag van de vreemdeling afgewezen bij besluit van 1 maart 2012, waarin voorts is opgenomen dat aanleiding bestaat de eerder opgelegde vrijheidsontnemende maatregel voort te zetten.

3. In de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank overwogen dat uit het dossier van de vreemdeling blijkt dat hij onjuiste gegevens heeft verstrekt over zijn reis naar Nederland, dat hij onvoldoende middelen van bestaan heeft voor het thans beoogde langere verblijf en dat hij niet beschikt over een vaste woon- en verblijfplaats. Nu er meer dan één van de feiten of omstandigheden, als bedoeld in artikel 5.1b van het Vreemdelingenbesluit 2000 (hierna: het Vb 2000), op de vreemdeling van toepassing is en voortzetting van de...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT