Eerste aanleg - meervoudig van Rechtbank Noord-Nederland, 26 de Febrero de 2013
Spreker | gepubliceerd |
Datum uitspraak | 26 de Febrero de 2013 |
Uitgevende instantie: | Rechtbank Noord-Nederland |
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Parketnummer: 19/614001-09
datum uitspraak: 26 februari 2013
op tegenspraak
Raadsman: mr. E. Manders, advocaat te Rotterdam.
VONNIS van de rechtbank Noord-Nederland, meervoudige kamer voor strafzaken, Noordelijke Fraudekamer, zitting houdende te locatie Assen, in de zaak tegen:
[verdachte 5],
geboren op [datum] 1979 te [geboorteplaats]
wonende te [plaats], [adres].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 27 juni 2011, 26 september 2011 en 8 oktober 2012 (start zitting).
TENLASTELEGGING
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
-
(ZD 2)
hij in of omstreeks de periode 01 juni 2004 tot en met 04 maart 2005 in de
gemeente Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met
anderen, althans alleen een (model-) werkgeversverklaring betreffende [verdachte 21]
(als bij de aanvraag voor een hypotheek voor de aankoop van de woning
[adres 2] te Nieuwegein) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot
bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt of vervalst, met het
oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen
te doen gebruiken,
door opzettelijk valselijk en/of in strijd met de waarheid (op) die
(model-) werkgeversverklaring
- aan te kruisen dat er sprake was van "een arbeidsovereenkomst voor
onbepaalde tijd of is aangesteld in vaste dienst" (terwijl er geen sprake
was van een dienstverband), en/of
- "nee" aan te kruisen bij de vraag "Zijn er voornemens het dienstverband
binenkort te beëindigen?", en/of
- te vermelden dat [verdachte 21], sinds 01 november 2004 als algemeen
medewerkster werkzaam was bij [bedrijf 5] b.v., en/of
- te vermelden een bruto jaarsalaris van Euro 19.178,77 en/of een
vakantietoeslag van Euro 1.534,30 en/of een totaal (bruto) jaarsalaris van
Euro 20.713,07 (terwijl van (een) salaris(componenten) geen sprake was) en/of
- een firma-stempel te plaatsen, en/of
- te ondertekenen (als zijnde naar waarheid ingevuld);
-
(ZD 4)
hij in of omstreeks de periode 01 juni 2004 tot en met 15 juni 2005 in de
gemeente Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met
anderen, althans alleen een (model-) werkgeversverklaring betreffende [verdachte 26]
(als bij de aanvraag voor een hypotheek voor de aankoop van de woning
[adres 4] te Leeuwarden) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot
bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt of vervalst, met het
oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen
te doen gebruiken,
door opzettelijk valselijk en/of in strijd met de waarheid (op) die
(model-) werkgeversverklaring
- aan te kruisen dat er sprake was van "een arbeidsovereenkomst voor
onbepaalde tijd of is aangesteld in vaste dienst" (terwijl er geen sprake
was van een dienstverband), en/of
- "nee" aan te kruisen bij de vraag "Zijn er voornemens het dienstverband
binenkort te beëindigen?", en/of
- te vermelden dat [verdachte 26], sinds 01 februari 2005 als assistent
bedrijfsleider werkzaam was bij [bedrijf 2] b.v., en/of
- te vermelden een bruto jaarsalaris van Euro 25.889,90 en/of een
vakantietoeslag van Euro 2.251,20 en/of een vaste eindejaars uitkering van
Euro 2.500,- en/of een totaal (bruto) jaarsalaris van Euro 30.641,10
(terwijl van (een) salaris(componenten) geen sprake was) en/of
- een firma-stempel te plaatsen, en/of
- te ondertekenen (als zijnde naar waarheid ingevuld);
-
(ZD 018)
hij in de periode 01 juni 2004 tot en met 11 oktober 2006 in de gemeente
Rotterdam en/of elders in Nederland, op meerdere tijdstippen, (telkens)
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
- één of meer geldbedragen, te weten de gelden die door middel van een
contante storting zijn gestort op de bankrekening [nummer] ten name van
[bedrijf 5] bv (als vermeld op dossierpagina's 3280 t/m 3281),
- (in de periode november 2004 tot en met maart 2005) vijf maal een bedrag
van Euro 1.098,36 (overgemaakt van de rekening [nummer] ten name van [bedrijf 5]
bv naar de rekening [nummer] ten name van [verdachte 20] EO),
heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen,
terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs had(den)
moeten vermoeden, dat bovenomschreven geldbedrag(en) - onmiddellijk of
middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
art 420bis lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen,
terzake dat
de rechtspersoon [bedrijf 5] bv in de periode 01 juni 2004 tot en
met 11 oktober 2006, in de gemeente Rotterdam en/of elders in Nederland, op
meerdere tijdstippen, (telkens)
- één of meer geldbedragen, te weten de gelden die door middel van een
contante storting zijn gestort op de bankrekening [nummer] ten name van
[bedrijf 5] bv (als vermeld op dossierpagina's 3280 t/m 3281),
- (in de periode november 2004 tot en met maart 2005) vijf maal een bedrag
van Euro 1.098,36 (overgemaakt van de rekening [nummer] ten name van [bedrijf 5]
bv naar de rekening [nummer] ten name van [verdachte 20] EO),
heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl zij
wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat bovenomschreven
geldbedrag(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig
misdrijf,
aan welke verboden gedraging(en) hij, verdachte, (telkens) tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, feitelijk leiding heeft
gegeven;
(art 420bis, lid 1, jo. 420quater, lid 1, jo. art 51, lid 2, sub 2, SR)
art 420bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
-
hij in of omstreeks de periode 01 juni 2003 tot en met 19 januari 2010 in de
gemeente(n) Emmen, Etten-Leur, Bergen op Zoom, Breda en/of Rotterdam en/of
elders in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, welke organisatie
bestond uit het duurzaam samenwerkingsverband van meerdere personen,
te weten (naast verdachte) de personen [verdachte 2], [verdachte 4], [verdachte 1],
[verdachte 9], [verdachte 8], [betrokkene 1] en/of één of meer andere personen, en/of
de rechtspersonen [bedrijf 1], [bedrijf 2] BV, [bedrijf 3], [bedrijf 4] BV, [bedrijf 5] BV, [bedrijf 6] BV, [bedrijf 7] BV, [bedrijf 8] BV, [bedrijf 9], [bedrijf 10] BV en/of één of meer andere rechtspersonen,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten
- oplichting (als in artikel 326 lid 1, SR),
- valsheid in geschrifte en/of opzettelijk gebruik maken van valse en/of
vervalste geschriften (als in artikel 225 lid 1 en 2, SR),
- het opzettelijk telen, bereiden, verwerken, bewerken, verkopen, afleveren,
verstrekken en/of vervoeren, althans opzettelijk aanwezig hebben van een
hoeveelheid hennep (als in artikel 3, sub B en C, OW),
- witwassen (als in artikel 420bis, lid 1, sub a en b, SR);
art 140 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank de verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden.
Door de raadsman is samengevat het volgende verweer gevoerd.
- De Bovenregionale Recherche Noordoost-Nederland (BRNON) heeft gehandeld in strijd met artikel 152 Sv, door geen proces-verbaal op te maken van contacten met fraudespecialisten van banken;
- De kennisname van het dossier "Beeruil" is aan de verdediging onthouden, zodat er sprake is van een schending van het recht op kennisname van processtukken en
- Verbalisant [verbalisant 1] heeft in strijd met de waarheid verklaringen afgelegd over het dossier "Beeruil" en heeft daardoor de beginselen van behoorlijke procesorde geschonden.
Elk van deze punten afzonderlijk, maar ook in onderlinge samenhang bezien dienen tot de niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie te leiden.
Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie
De overwegingen van de rechtbank
Met betrekking tot de verplichting tot het opmaken van proces-verbaal
Uit de bij de rechter-commissaris door opsporingsambtenaren ([verbalisant 1], [verbalisant 2], [verbalisant 3], [verbalisant 4], [verbalisant 5], [verbalisant 6]) enerzijds en fraudespecialisten van verschillende financiële instellingen (de Rabobank, Obvion, de Bank of Scotland en de ABN-AMRO) anderzijds afgelegde verklaringen blijkt dat er tussen beiden in de voorfase van het opsporingsonderzoek contacten zijn geweest, gesprekken hebben plaatsgevonden en informatie is uitgewisseld welke niet zijn geverbaliseerd. Evenmin is er in het procesdossier op andere wijze voorzien in verslaglegging van de betreffende bevindingen en verrichtingen van de opsporingsambtenaren. Evident is dat het, in ieder geval voor een deel, niet gaat om activiteiten tijdens verkennend onderzoek voorafgaand aan de opsporing maar om handelingen die hebben plaatsgevonden toen het opsporingsonderzoek al was opgestart. De inhoud van die verrichtingen en bevindingen maakt geen deel uit van het procesdossier, terwijl dit wel had gemoeten, en deze is aldus onthouden aan de rechtbank en de verdediging.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat de opsporingsambtenaren met betrekking tot laatstbedoelde verrichtingen en bevindingen niet hebben voldaan aan de op grond van artikel 152 Sv op hen rustende verplichting (ten spoedigste) proces-verbaal op te maken van hetgeen door hen tot opsporing is verricht of bevonden.
Met betrekking tot de zaak/het dossier Beeruil
Op verzoek van de betreffende raadslieden heeft de rechtbank tijdens regiezittingen de zaken van een aantal verdachten in de zogeheten Kastanjezaak verwezen naar de rechter-commissaris van de rechtbank Assen voor het horen van getuigen.
De rechtbank heeft de rechter-commissaris ook in staat gesteld al datgene te verrichten dat hij in het belang van het onderzoek noodzakelijk acht. Het door de rechter-commissaris uitgevoerde onderzoek heeft er toe geleid dat hij in dit kader alsnog een aantal verbalisanten en...
Om verder te lezen
PROBEER HET UIT