Eerste aanleg - enkelvoudig van Rechtbank Rotterdam, 13 de Febrero de 2013

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak13 de Febrero de 2013
Uitgevende instantie:Rechtbank Rotterdam

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Haven en Handel

zaaknummer / rolnummer: C/10/390112 / HA ZA 11-2056

Vonnis van 13 februari 2013

in de zaak van

  1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

    [eiser 1],

    gevestigd te Ridderkerk,

  2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

    [eiser 2],

    gevestigd te Ridderkerk,

  3. [eiser 3],

    wonende te Ridderkerk,

  4. [eiser 4],

    wonende te Ridderkerk,

    eisers,

    advocaat mr. E.J. Eijsberg,

    tegen

    de coöperatie

    COOPERATIEVE RABOBANK MIDDEN-IJSSELMONDE B.V.,

    gevestigd te Barendrecht,

    gedaagde,

    advocaat mr. W.L. Stolk.

    Eisers worden gezamenlijk aangeduid als [eisers] en afzonderlijk achtereenvolgens als [eiser 1], [eiser 2], [eiser 3] en [eiser 4]. Gedaagde wordt aangeduid als de Rabobank.

  5. De procedure

    1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:

    - het tussenvonnis van 21 maart 2012,

    - het proces-verbaal van comparitie van 2 juli 2012,

    - de conclusie na comparitie van de Rabobank met producties,

    - de antwoordconclusie na comparitie van [eisers] met producties,

    - de akte van [eisers]

    1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.

    1.3. De rechter die de comparitie heeft geleid is niet meer werkzaam voor deze afdeling van de rechtbank. Dit vonnis wordt daarom gewezen door een andere rechter.

  6. De feiten

    2.1. Vanaf 2002 tot 21 augustus 2009 hebben [eisers] op grond van een adviesrelatie met de Rabobank gelden belegd. Hun contactpersoon bij de Rabobank was al die tijd de beleggingsspecialist [A]. [eiser 3] en [A] spraken vier keer per jaar met elkaar over het verloop van de beleggingen. Het gaat om drie te onderscheiden beleggingsrekeningen van de Rabobank ten name van:

    [eiser 1],

    [eiser 2] en

    [eiser 3] e/o [eiser 4].

    2.2. Voor 2002 belegden [eisers] bij ABN AMRO Bank op basis van vermogensbeheerovereenkomsten.

    2.3. [eiser 3] is multimiljonair. Slechts een gedeelte van zijn vermogen is belegd via de Rabobank.

    2.4. [eiser 3] was gemachtigd door [eiser 2] (de holding van zijn broer) en door zijn echtgenote om beleggingsbeslissingen te nemen en de contacten met de Rabobank te onderhouden. [eiser 3] heeft als enige namens [eisers] met de Rabobank overleg gehad. De adviezen van de Rabobank werden door [eiser 3] zonder meer opgevolgd. Het is niet voorgekomen dat [eiser 3] zelf een beleggingsopdracht aan de Rabobank heeft gegeven, anders dan geadviseerd. De beleggingsadviesrelatie met de Rabobank is op initiatief van [eiser 3] geëindigd. Vervolgens hebben [eisers] de niet met de vastgestelde profielen in overeenstemming zijnde producten verkocht ingevolge een daartoe strekkende verkooporder d.d. 28 augustus 2009 aan de Rabobank.

    2.5. Door Rabobank zijn de volgende beleggingsprofielen vastgesteld:

    [eiser 1]: eerst neutraal later defensief,

    [eiser 2]: defensief, daarbij geldt dat sprake was van een pensioendoelstelling,

    [eiser 3] e/o [eiser 4]: defensief.

    2.6. Rabobank heeft bij aanvang van de relatie met [eisers] in 2002 onder andere het volgende aan [eiser 3] bericht:

    “Uw doelrisico is “Defensief”. Bij dit doelrisico hoort een beleggingshorizon van minimaal 2 jaar. Dit betekent dat u het geld waarmee u wilt beleggen, ten minste 2 jaar niet nodig heeft voor andere doeleinden. Daarnaast streeft u naar een gemiddeld rendement van 5% op jaarbasis. Bij een dergelijk profiel hoort een neerwaartse risicoacceptatie in enig jaar van -----10%.”

    2.7. Bij brief van 8 februari 2006 bericht de Rabobank aan [eiser 3] en [eiser 4], naar aanleiding van de verkoop van een aantal panden waardoor zij de beschikking kregen over meer liquide kapitaal, onder andere dat de volgende uitgangspunten voor de beleggingen gelden: beschikbaar kapitaal circa 1 miljoen euro, cliënten beschikken over voldoende inkomen, de beleggingshorizon is circa 10 jaar en gestreefd wordt naar vermogensgroei alsmede:

    “U wenst beperkt risico te lopen en daarom wordt met name gekeken naar goed verhandelbare obligaties en aandelenfondsen. Uiteraard wordt dat gedaan in lijn met het doelrisicoprofiel dat voor u is vastgesteld.”

    Bij dat defensieve risicoprofiel hoort, nog steeds volgens de brief van 8 februari 2006, de volgende beleggingsverdeling:

    30% aandelen,

    40% obligaties,

    30% liquiditeiten (spaarrekening).

    “In afwijking op deze mix stellen wij voor om, zoals al tijdens ons gesprek werd overeengekomen, het bedrag aan liquiditeiten te beleggen in obligaties en of beleggingsfondsen.”

    Direct daarna gaat de brief verder met als tussenkopje:

    “Het totaaladvies voor obligaties is negatief.”

    De brief van 8 februari 2006 besluit met een uitgewerkt voorstel voor beleggingen in Rabobank Ledencertificaten, perpetuele Aegon obligaties, perpetuele RBS obligaties, ING obligaties alsmede een aantal fondsen en aandelen.

    2.8. In deze zaak heeft een voorlopig getuigenverhoor bij deze rechtbank plaatsgevonden (zaaknummer 355518 / HA RK 10-102). In het kader van het voorlopig getuigenverhoor zijn als getuigen gehoord: [eiser 3] en [A].

  7. De vorderingen

    [eisers] stellen de volgende vorderingen in:

  8. te verklaren voor recht dat de Rabobank toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen jegens [eisers] en/of dat de Rabobank onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eisers] door schending van de...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT