Hoger beroep van Council of State (Netherlands), Gravenhage, 22 de Febrero de 2013

Datum uitspraak22 de Febrero de 2013
Uitgevende instantie:'s-Gravenhage

201110321/1/V3.

Datum uitspraak: 22 februari 2013

RAAD VAN STATE

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

[vreemdeling 1] (hierna: vreemdeling 1), mede voor [vreemdelingen 2 en 3] (hierna: vreemdelingen 2 en 3; hierna tezamen: de vreemdelingen),

appellanten,

tegen de uitspraak van de rechtbank 's Gravenhage, nevenzittingsplaats Utrecht, van 25 augustus 2011 in zaak nr. 11/7726 in het geding tussen:

de vreemdelingen

en

de minister voor Immigratie en Asiel (lees: de minister van Buitenlandse Zaken; hierna: de minister).

Procesverloop

Bij besluit van 22 juli 2010 heeft de minister een aanvraag van de vreemdelingen om hun een machtiging tot voorlopig verblijf te verlenen afgewezen.

Bij besluit van 15 februari 2011 heeft de minister het daartegen door de vreemdelingen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit is aangehecht.

Bij uitspraak van 25 augustus 2011 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdelingen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak hebben de vreemdelingen hoger beroep ingesteld. Het hogerberoepschrift is aangehecht.

De minister voor Immigratie en Asiel (lees: de minister van Buitenlandse Zaken) heeft een verweerschrift ingediend.

Vervolgens is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

  1. De vreemdelingen hebben een aanvraag ingediend voor verblijf bij [de referent] (hierna: de referent), die houder is van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Vreemdeling 1 is op 1 juli 1988 geboren en is, naar gesteld, de echtgenote van de referent. De vreemdelingen 2 en 3 zijn op 1 juli 1993 onderscheidenlijk 1 juli 1995 geboren en zijn, naar gesteld, broers van de referent en tevens, naar gesteld, zijn pleegkinderen sinds hun moeder in juni 2008 is overleden.

  2. Hetgeen de vreemdelingen als grief 1 hebben aangevoerd en aan artikel 85, eerste en tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw 2000) voldoet, kan niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden. Omdat het aldus aangevoerde geen vragen opwerpt die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven, wordt, gelet op artikel 91, tweede lid, van deze wet, met dat oordeel volstaan.

  3. De vreemdelingen klagen in grief 2 dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat, daargelaten de vraag of de referent in de periode vanaf juni 2008 tot...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT