Hoger beroep van Centrale Raad van Beroep, 6 de Marzo de 2013

Datum uitspraak 6 de Marzo de 2013
Uitgevende instantie:Centrale Raad van Beroep

11/5242 WOJ, 12/1943 WOJ

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Leeuwarden van 29 juli 2011, 11/1325 en 11/1326 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[Appellant] te [woonplaats] (appellant)

Stichting Bureau Jeugdzorg Friesland (BJZ)

Datum uitspraak: 6 maart 2013

PROCESVERLOOP

Namens appellant, wettelijk vertegenwoordigd door zijn moeder [naam moeder], heeft C.C. Dol, werkzaam bij Belangenbehartiger.nl te Utrecht, hoger beroep ingesteld.

BJZ heeft een verweerschrift ingediend.

Appellant heeft nadere stukken ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 januari 2013. Voor appellant zijn verschenen [naam moeder], zijn moeder, en C.C. Dol. BJZ heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. F.M. de Jong, J.A.E. Wiersma en drs. G.W.M. Zwier.

OVERWEGINGEN

  1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.

    1.1. Een arts van GGZ Friesland Jeugd heeft bij appellant, geboren [in] 1999, de psychiatrische diagnose PDD-NOS gesteld. Uit psychologisch onderzoek is naar voren gekomen dat hij over beneden gemiddelde cognitieve capaciteiten beschikt.

    1.2. Appellant is op grond van het bepaalde bij en krachtens de Wet op de jeugdzorg (WJZ) tot 13 december 2010 geïndiceerd voor de zorgfuncties begeleiding individueel, klasse 3, verblijf tijdelijk, klasse 1, en begeleiding groep, klasse 1.

    1.3. Bij aanvraag van 30 oktober 2010 is verlenging en uitbreiding van zorgfuncties aangevraagd. De hulpvraag betreft: persoonlijke verzorging, klasse 1, begeleiding individueel, klasse 5, verblijf tijdelijk, klasse 1, en begeleiding groep, klasse 1.

    1.4. Naar aanleiding van de aanvraag heeft BJZ een indicatieonderzoek ingesteld. De resultaten van het onderzoek zijn neergelegd in het indicatierapport van 15 december 2010. Indicatiesteller J. Evers komt in dit rapport tot de conclusie dat appellant aansturing nodig heeft op het gebied van persoonlijke verzorging en extra begeleiding nodig heeft met als doel begeleiding in de thuissituatie op het gebied van zelfredzaamheid, sociale redzaamheid en begeleiden bij probleemgedrag. Hiervoor is begeleiding individueel, klasse 3, toereikend. Wanneer meer begeleiding nodig is, is behandeling (Lange Dag Zorg) voorliggend. Dit biedt tevens ontlasting van het gezin. Verblijf tijdelijk wordt niet geïndiceerd omdat sprake is van een volledig gezin, waarbij alle kinderen overdag naar school gaan. Appellant heeft een volledig lesrooster tot 14:00 uur, zodat de moeder overdag een aantal uren vrij is van zorg. Begeleiding groep vervalt, omdat deze was gekoppeld aan de functie verblijf tijdelijk. Daarbij komt dat er geen vraag is naar deelname aan groepsactiviteiten. Appellant heeft moeite met groepsactiviteiten. Lange Dag Zorg zou hier door middel van behandeling aandacht aan kunnen besteden, zodat appellant zijn functioneren in groepen verbetert.

    1.5. BJZ heeft bij besluit van 15 december 2010 de volgende indicatie gesteld: begeleiding individueel, klasse 3, tot en met 17 december 2011, verblijf tijdelijk, klasse 1, tot en met 17 december 2010, begeleiding groep, klasse 1, tot en met 17 december 2010.

    1.6. Naar aanleiding van het tegen het besluit van 15 december 2010 gemaakte bezwaar heeft de indicatiesteller samen met de gedragswetenschapper een nadere reactie van 14 april 2011 opgesteld.

    1.7. Bij besluit van 12 mei 2011 (bestreden besluit) heeft BJZ het bezwaar tegen het besluit van 15 december 2010 ongegrond verklaard.

  2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Leeuwarden het beroep gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd, omdat BJZ ten onrechte appellant niet in de gelegenheid heeft gesteld te worden gehoord alvorens op het bezwaar te beslissen. De voorzieningenrechter heeft voorts bepaald dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand blijven en het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De voorzieningenrechter van de rechtbank heeft daarbij het standpunt van BJZ, dat het inzetten van Lange Dag Zorg een voorliggende voorziening is, onderschreven. Het is hem niet gebleken dat deze behandeling in samenhang...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT