Eerste aanleg - meervoudig van Rechtbank Midden-Nederland, 26 de Febrero de 2013

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak26 de Febrero de 2013
Uitgevende instantie:Rechtbank Midden-Nederland

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht

Zittingslocatie Utrecht

Parketnummer: 16-650015-12

vonnis van de meervoudige strafkamer van 26 februari 2013

in de strafzaak tegen

[verdachte]

geboren op [1987] te [geboorteplaats]

wonende [adres], [woonplaats]

raadsvrouw mr. C.H. Dijkstra, advocaat te Utrecht

1 Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 26 februari 2013, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2 De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 27 maart 2010 te [woonplaats] (primair) heeft gepoogd om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, door meermalen met een mes stekende bewegingen in de richting van diens buik te maken, dan wel (subsidiair) dat hij heeft gepoogd [slachtoffer] op deze wijze opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen of (meer subsidiair) dat hij [slachtoffer] heeft mishandeld.

3 De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak.

3.1 De ontvankelijkheid van de officier van justitie

3.1.1 Het standpunt van de verdediging

De verdediging stelt zich op het standpunt dat de officier van justitie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging van verdachte. De raadsvrouw voert in de eerste plaats aan dat de redelijke termijn waarbinnen de zaak van verdachte door de rechter behandeld dient te worden, als bedoeld in artikel 6, eerste lid van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM), is overschreden. In de tweede plaats wijst zij erop dat verdachte in juli 2011 door de meervoudige strafkamer is vervolgd voor een soortgelijk feit en dat het thans ten laste gelegde feit toen eveneens had kunnen worden behandeld.

3.1.2 Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie stelt zich, onder verwijzing naar de toepasselijke jurisprudentie van de Hoge Raad, op het standpunt dat de overschrijding van de redelijke termijn niet tot niet-ontvankelijkheid dient te leiden. Zij is van oordeel dat deze overschrijding kan worden betrokken in de strafmaat.

3.1.3 Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank stelt in de eerste plaats vast dat de...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT