Eerste aanleg - meervoudig van Rechtbank 's-Gravenhage, 21 de Diciembre de 2012

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak21 de Diciembre de 2012
Uitgevende instantie:Rechtbank 's-Gravenhage

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE

Sector bestuursrecht

zaaknummer: AWB 11/2486

uitspraak van de meervoudige kamer van 21 december 2012 in de zaak tussen

[X], wonende te [Z], eiser

(gemachtigde: [A]),

en

de inspecteur van de Belastingdienst [te P], verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2001 een navorderingsaanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 50.314, een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 1.966.757 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 25.113 (de navorderingsaanslag). Tevens is bij afzonderlijke beschikking een bedrag van € 109.671 aan heffingsrente in rekening gebracht.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 8 maart 2011 de navorderingsaanslag gehandhaafd.

Eiser heeft daartegen bij brief van 18 maart 2011, ontvangen bij de rechtbank op 21 maart 2011, beroep ingesteld.

Eiser heeft bij brief van 8 april 2011 een verzoek om een voorlopige voorziening bij de voorzieningenrechter van deze rechtbank ingediend. Op 18 mei 2011 heeft de voorzieningenrechter uitspraak gedaan.

Bij brief van 31 mei 2011 heeft eiser zijn beroep nader gemotiveerd en daarbij stukken overgelegd.

Verweerder heeft bij brief van 29 september 2011 (door de rechtbank ontvangen op

30 september 2011) de op de zaak betrekking hebbende stukken (waaronder twee identieke cd-roms met daarop digitale audiobestanden van ING-tapes) overgelegd en een verweerschrift ingediend. Het verweerschrift, inclusief bijlagen en één exemplaar van de cd-roms zijn bij brief van 10 oktober 2011 aan eisers gemachtigde verzonden. Voorts heeft verweerder bij brief van 29 september 2011 (door de rechtbank ontvangen op 24 oktober 2011) nadere stukken bij de rechtbank ingediend betreffende de processen-verbaal van de voormelde ING-tapes. Een afschrift hiervan is op 24 oktober 2011 aan gemachtigde van eiser verzonden.

De rechtbank heeft bij beschikking van 18 oktober 2011 beslist dat de stukken van het selectieoverleg, het projectplan op basis waarvan eisers casus in het selectieoverleg is besproken en de stukken van het tri-partite overleg, op de zaak betrekking hebben en dat verweerder deze dient te overleggen.

Bij brief van 31 oktober 2011, ontvangen door de rechtbank op 3 november 2011, heeft verweerder de stukken voormeld aan de rechtbank overgelegd en haar geïnformeerd dat die stukken aan eiser kunnen worden overgelegd. Een afschrift van die stukken is op 3 november 2011 aan eisers gemachtigde gefaxt.

Gemachtigde van eiser heeft bij fax/brief van 2 december 2011 een akte ex artikel 8:58 Awb, inclusief een bijlage bij de rechtbank ingediend.

Het eerste onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 december 2011. Namens eiser is verschenen de gemachtigde tot bijstand vergezeld van [B] en [C]. Namens verweerder zijn verschenen [D], [E] en [F].

Eiser en verweerder hebben ieder een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan aan de rechtbank en aan de wederpartij overgelegd. Verweerder heeft tevens zijn pleitnota in de zaak AWB 11/2636 overgelegd. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt. Een afschrift hiervan is aan partijen gezonden.

Gemachtigde van eiser heeft na de zitting van 13 december 2011 de volgende stukken bij de rechtbank ingediend:

- een brief van 21 december 2011, inclusief vijf producties, behorende bij de ter zitting van 13 december 2011 overgelegde pleitnotitie;

- een brief van 20 januari 2012 waarin hij reageert op het proces-verbaal van de zitting van 13 december 2011;

- een fax/brief met als dagtekening 26 april 2012, inclusief bijlagen waaronder 1 ordner.

Een afschrift van deze stukken is aan verweerder gezonden.

Verweerder heeft na de zitting van 13 december 2011 de volgende stukken bij de rechtbank ingediend:

- een brief met als dagtekening 30 maart 2012, inclusief bijlagen;

- een fax/brief met als dagtekening 6 april 2012;

- een fax/brief met als dagtekening 26 april 2012, inclusief bijlagen;

- een fax/brief met als dagtekening 27 april 2012, inclusief bijlage.

Een afschrift van deze stukken is aan gemachtigde van eiser gezonden.

Het tweede onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 mei 2012 te 's-Gravenhage. Aldaar is eiser verschenen met zijn gemachtigde tot bijstand vergezeld van [B] en [C]. Voorts waren aanwezig: [G], [H], [I], [J], [K] en [L].

Namens verweerder zijn verschenen [D], tot bijstand vergezeld van [M], [N], [E] en [F].

Gemachtigde van eiser en verweerder hebben ieder een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan aan de rechtbank en aan de wederpartij overgelegd. Gemachtigde van eiser heeft voorts de pleitnota in de zaak AWB 11/2636 aan de rechtbank en aan verweerder overgelegd. Verweerder heeft een ‘reactie op berekening [A] inzake [X]’ overgelegd.

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt waarvan een afschrift bij deze uitspraak is gevoegd.

Na de sluiting van het onderzoek ter zitting heeft gemachtigde bij brief van 12 september 2012 verzocht het onderzoek te heropenen. De rechtbank heeft dit verzoek bij brief van 18 september 2012 afgewezen (zie 43).

Overwegingen

Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

Algemeen

  1. Eiser was in het onderhavige jaar (door middel van certificaten) enig aandeelhouder en directeur van [O] B.V. (de B.V.). Deze vennootschap hield alle aandelen in de op 30 december 1999 opgerichte [Q BV]. Deze vennootschappen waren in het onderhavige jaar gevoegd in een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting. De B.V. was bestuurder van [Q] B.V. [R], in het onderhavige werkzaam bij [S] v.o.f. en [T], in het onderhavige jaar werkzaam bij [U] maakten deel uit van het bestuur van de stichting administratiekantoor [O] B.V.

  2. In 2001 hield eiser in privé diverse effectenportefeuilles (hierna: de effectenportefeuilles) ter belegging. In verband daarmee werden effectenrekeningen aangehouden bij de ABN-AMRO bank, de ING bank en KBC bank (hierna respectievelijk: ABN AMRO, ING en KBC); financiering van de effecten vond ook plaats door deze banken. In het jaar 2001 was er een daling van de aandelenkoersen. In dat zelfde jaar heeft eiser de effectenportefeuilles aan [Q] B.V. verkocht en overgedragen. Ter bepaling van de verkoopprijs hebben eiser en [Q] B.V. de hoogste (AEX)koersen van 12 maart 2001 gehanteerd. [Q] B.V. heeft de resultaten boekhoudkundig verwerkt toen de financiering door ABN AMRO en de administratieve verwerking ook formeel rond was.

    Gebeurtenissen januari tot en met juli 2001

  3. Op 21 en 28 februari 2001 meldt ING aan eiser de onderdekking van eisers effectenportefeuille en dat het tekort aangezuiverd diende te worden. In de brief van 21 februari wordt eiser erop gewezen dat aanzuivering mogelijk is door a) bijschrijving op het in de brief genoemde rekeningnummer, b) verkoop van een deel van de effectenportefeuille, c) het in pand geven van de effecten aan de bank of d) een combinatie van a), b) en c). In de brief van 28 februari 2001 wordt eiser erop gewezen dat er op 7 maart 2001 maatregelen tegen de onderdekking moeten zijn genomen.

  4. Op 12 maart 2001 heeft er een bespreking plaatsgevonden tussen eiser en twee medewerkers van de ING. In het verslag van 15 maart 2001 van dit gesprek, gemaakt door een medewerker van ING, is niets opgenomen over de overdracht van de effectenportefeuilles.

  5. In een notitie van 19 maart 2001 van een medewerker van de ABN AMRO is het volgende vermeld:

    “Naar aanleiding van de beurssituatie en onze fax van 16 maart jl. een uitvoerig telefoongesprek gevoerd met [eiser]. [Eiser] is van mening dat het niet zinvol is om tot gedwongen verkoop van fondsen uit de portefeuille over te gaan. daarnaast wijst hij op de goede gang van zaken binnen het bedrijf. (goede omzet/onbelaste panden ad. f.22 mln. etc.) Gaf aan dat hij overweegt binnen 2 maanden circa f.5 mln vanuit B.V. naar privé over te willen boeken.

    Van onze kant nogmaals er op gewezen dat het onze taak is [eiser] te wijzen op de verplichtingen die voortvloeien uit de kredietovereenkomst. Indien wij dit nalaten suggereren wij hiermee dat een overeenkomst voor zowel [eiser] als de bank geen enkele waarde heeft.

    (…) In ieder geval met [eiser] afgesproken dat wij hem wekelijks op de hoogte houden van zijn positie.”

  6. In een telefoongesprek op 22 maart 2001 (tijdstip 08.45.35 uur) tussen eiser en

    [V], destijds beleggingsadviseur bij ING, heeft eiser onder meer het volgende gezegd:

    “Ik heb groot nieuws”

    (…)

    “Ik ben al mijn aandelen kwijt”

    (…)

    “Ik heb [W] nog niet kunnen bereiken. Die heb ik ook twee keer gebeld”

    “Nee, gisteren”

  7. In een telefoongesprek op 22 maart 2001 (tijdstip 16.49.40 uur) tussen eiser en

    [V] heeft eiser onder meer het volgende gezegd:

    “Nou dus dat hebben wij gisteren gedaan (…)”

    “Dus ik zei joh ik zei weet je wat ik doe. Laat ik toch effe mijn fiscalisten bellen.”

    “Dus toen zeiden ze […] jongen je moet het in een BV doen. Ik zei wat gebeurd er dan.”

    “Dus doet het in een BV. Nou dus ik heb een eh de BV is opgericht puur geluk 3 januari 2000.”

    “En hoe het precies wordt weet ik nog niet. Dus we gaan daarom heb ik ook gevraagd om effe die beurs eh dingen allemaal op een rij zetten.”

    “He, want nogmaals het verlies wordt compensabel.”

    “En dan kom ik morgen of overmorgen wel eens een keer terug op die grafiek, welke de beste dag is.”

  8. Bij faxen van 22 en 27 maart 2001 heeft [AA] van de ABN AMRO onder meer het volgende aan eiser geschreven:

    “Inmiddels zijn wij door de heer […] geïnformeerd, dat u voornemens bent uw privé aandelenportefeuille over te hevelen naar een reeds in onze boeken lopende B.V. Wij veronderstellen dat deze mutatie enige tijd in beslag zal nemen. Mede gelet op de huidige zwakke beurssituatie en het daarmee oplopende tekort, verzoeken wij u derhalve dringend uw positie aan te vullen, zodat het geheel weer in overeenstemming komt met de gemaakte afspraken.”

  9. Op 6 april 2001 stuurt [AA] een brief aan een collega, waarin onder meer staat...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT