Cassatie van Supreme Court (Netherlands), 14 de Junio de 2013

Datum uitspraak14 de Junio de 2013
Uitgevende instantie:Supreme Court (Netherlands)

14 juni 2013

Nr. 12/03323

Arrest

gewezen op het beroep in cassatie van X te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 5 juni 2012, nrs. 11/00734 en 11/00735, betreffende naheffingsaanslagen in de loonbelasting/premie volksverzekeringen, de daarbij gegeven boetebeschikkingen en de daarbij gegeven beschikkingen inzake heffingsrente.

  1. Het geding in feitelijke instanties

    Aan belanghebbende zijn over de tijdvakken 1 januari 2008 tot en met 31 december 2008 en 1 januari 2009 tot en met 31 december 2009 naheffingsaanslagen in de loonbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd, alsmede boeten. Tevens is heffingsrente in rekening gebracht. De naheffingsaanslagen, de boetebeschikkingen en de beschikkingen inzake heffingsrente zijn, na daartegen gemaakt bezwaar, bij in één geschrift vervatte uitspraken van de Inspecteur gehandhaafd.

    De Rechtbank te Arnhem (nrs. AWB 11/1133 en 11/1134) heeft het tegen die uitspraken ingestelde beroep ongegrond verklaard voor zover het de naheffingsaanslagen betreft. Voor zover het de boetebeschikkingen betreft heeft de Rechtbank het beroep gegrond verklaard, de daarmee samenhangende uitspraken op bezwaar vernietigd en de boeten verminderd.

    Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof.

    Het Hof heeft de uitspraak van de Rechtbank vernietigd voor zover deze betrekking heeft op de boeten, het bij de Rechtbank ingestelde beroep in zoverre gegrond verklaard, de daarmee samenhangende uitspraken van de Inspecteur vernietigd, de boeten verminderd, en de uitspraak van de Rechtbank bevestigd voor het overige. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

  2. Geding in cassatie

    Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

    De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.

    De Advocaat-Generaal R.L.H. IJzerman heeft op 20 februari 2013 geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie.

    Belanghebbende heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.

  3. Beoordeling van de klachten

    De klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

  4. Proceskosten

    De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

  5. Beslissing

    De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.

    Dit arrest is gewezen door de vice-president M.W.C. Feteris als voorzitter, en de raadsheren C. Schaap, P.M.F. van Loon, R.J. Koopman en Th. Groeneveld, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 14 juni 2013.

    Nr. Hoge Raad: 12/03323

    Nrs. Gerechtshof: 11/00734;11/00735

    Nrs. Rechtbank: AWB 11/1133;11/1134

    Derde Kamer B

    Loonbelasting/PVV en inkomensafhankelijke

    bijdrage Zorgverzekeringswet 2008 en 2009

    PROCUREUR-GENERAAL BIJ DE HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

    MR. R.L.H. IJZERMAN

    ADVOCAAT-GENERAAL

    Conclusie van 20 februari 2013 inzake:

    X

    tegen

    Staatssecretaris van Financiën

  6. Inleiding

    1.1 Heden neem ik conclusie naar aanleiding van het beroep in cassatie van belanghebbende tegen de uitspraak van het gerechtshof te Arnhem (hierna: het Hof) van 5 juni 2012, nrs.11/00734 en 11/00735, NTFR 2012/1995 met noot Schoonhoven.

    1.2 De inspecteur van de Belastingdienst/Oost/Coördinatiepunt privégebruik auto (hierna: de Inspecteur) heeft op 12 november 2010 aan belanghebbende twee naheffingsaanslagen in de loonbelasting, premie volksverzekeringen (hierna: PVV) en inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet opgelegd voor de tijdvakken 1 januari 2008 tot en met 31 december 2008 en 1 januari 2009 tot en met 31 december 2009 wegens privégebruik van de auto die door de werkgever van belanghebbende aan belanghebbende ter beschikking was gesteld. Voor beide tijdvakken heeft de Inspecteur boeten ten bedrage van 50 percent van de verschuldigde belasting aan belanghebbende opgelegd.

    1.3 In cassatie is primair in geschil of de Inspecteur bevoegd was om de onderwerpelijke naheffingsaanslagen en boetebeschikkingen aan belanghebbende op te leggen. Belanghebbende stelt dat de Inspecteur daartoe niet bevoegd was, onder verwijzing naar de uitspraak van het Hof van 24 april 2012, nr. 11/00015, LJN BW5529, NTFR 2012/1439 met noot Jansen. Tegen die uitspraak van het Hof is door de Staatssecretaris van Financiën (hierna: de Staatssecretaris) beroep in cassatie ingesteld. Die zaak, dus van hetzelfde Hof, is bij de Hoge Raad geregistreerd onder het nummer 12/02697.

    1.4 Belanghebbende heeft zijn voormelde stelling voor het eerst in cassatie naar voren gebracht. Volgens de Staatssecretaris mist de stelling feitelijke grondslag en is deze niet eerder naar voren gebracht. De Staatssecretaris stelt inhoudelijk dat de Inspecteur op grond van artikel 3, lid 1, van de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen (hierna: AWR) landelijke bevoegdheid heeft en deswege bevoegd was de onderhavige naheffingsaanslag met boetebeschikking op te leggen. Het tweede lid van artikel 3 AWR bepaalt onder welke inspecteur een belastingplichtige ressorteert, maar regelt niet de bevoegdheid van de inspecteur, aldus de Staatssecretaris. Het is volgens de Staatssecretaris niet juist dat slechts één inspecteur bevoegd kan zijn.

    1.5 Voorts is, waar nog nodig subsidiair, in geschil of de boeten op de juiste hoogte zijn vastgesteld. Belanghebbende stelt dat de boeten nader verlaagd dienen te worden.

    1.6 Heden neem ik eveneens conclusie in de zaak met nummer 12/02697. In die zaak gaat het om een vergelijkbare bevoegdheidskwestie.

    1.7 De opbouw van deze conclusie is als volgt. In onderdeel 2 worden de feiten en het geding in feitelijke instanties weergegeven, gevolgd door een beschrijving van het geding in cassatie in onderdeel 3. Onderdeel 4 omvat een overzicht van relevante regelgeving, wetsgeschiedenis, jurisprudentie en literatuur met betrekking tot de vraag of de Inspecteur bevoegd is,(1) en onderdeel 5 omvat een dergelijk overzicht met betrekking tot de vraag of de boeten tot de juiste hoogte zijn vastgesteld. In onderdeel 6 wordt gekomen tot een beschouwing en vindt de beoordeling plaats van de cassatiemiddelen, gevolgd door de conclusie in onderdeel 7.

  7. De feiten en het geding in feitelijke instanties

    2.1 Belanghebbende was in de onderhavige tijdvakken als journalist in loondienst werkzaam. Zijn werkgever heeft hem voor het verrichten van arbeid een personenauto ter beschikking gesteld met een cataloguswaarde van € 28.987.

    2.2 De Inspecteur heeft aan belanghebbende op grond van artikel 13bis, lid 12, Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: Wet LB) een 'Verklaring geen privégebruik auto' afgegeven. Op grond daarvan heeft de werkgever van belanghebbende de inhouding van de loonbelasting en PVV achterwege gelaten over het voordeel dat verband houdt met de ter beschikking gestelde auto.

    2.3 Bij brief van 8 september 2008 heeft de Inspecteur belanghebbende een vragenlijst toegezonden.(2) Belanghebbende heeft daarop per brief van 23 september 2009 gereageerd en heeft de Inspecteur verzocht uitstel te verlenen. De Inspecteur heeft belanghebbende vervolgens uitstel verleend. De Inspecteur heeft op 30 oktober 2009 het ingevulde formulier en een rittenregistratie van belanghebbende ontvangen. De Inspecteur heeft belanghebbende gewezen op een aantal daarin voorkomende onvolkomenheden. Naar aanleiding daarvan heeft belanghebbende een nieuwe rittenregistratie overgelegd. Belanghebbende heeft daarin niet alle onvolkomenheden verbeterd of verklaard.(3)

    2.4 Bij brief van 4 mei 2010 heeft de Inspecteur aan belanghebbende een brief gezonden waarin hij aankondigt dat hij voornemens is om een naheffingsaanslag loonbelasting, PVV en inkomensafhankelijk bijdrage Zorgverzekeringswet op te leggen, omdat volgens de Inspecteur niet is voldaan aan het leveren van het wettelijke vereiste om de bijtelling voor privégebruik auto achterwege te laten.(4) Voorts staat in die brief vermeld dat de Inspecteur voornemens is een boetebeschikking vast te stellen op grond van artikel 67f AWR:

    Naast de hierboven aangekondigde naheffingsaanslag zal ik een boetebeschikking vaststellen op grond van artikel 67f van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. Ik leg een boete op omdat tot op heden niet is gebleken dat de bijtelling achterwege kan blijven. Er is daardoor te weinig loonheffing ingehouden. Ik ga voor de hoogte van de boete uit van de categorie (voorwaardelijke) opzet. De boete bedraagt daarmee 50% van het bedrag van de naheffing. De door mij gebruikte term "(voorwaardelijke) opzet" is de term die gebruikt wordt in wetteksten. Vertaald komt dit er op neer dat u door het niet c.q. slordig bijhouden van een rittenregistratie het risico heeft genomen dat er te weinig belasting is geheven. (...) Ik ben uitgegaan van het niet c.q. slordig bijhouden van een rittenregistratie, waardoor er te weinig belasting is geheven. De wettelijke term hiervoor is (voorwaardelijk) opzet met een boetepercentage van 50%. (...) In alle gevallen is duidelijk aangegeven aan welke eisen een rittenregistratie moet voldoen om als overtuigend bewijs te kunnen dienen. Door niet aan die vereisten te voldoen hebt u willens en wetens de niet te verwaarlozen kans aanvaard dat u c.q. uw werkgever ten onrechte bijtelling bij het loon vanwege privégebruik van een ter beschikking gestelde auto achterwege zou laten, en daarmee dat u c.q. uw werkgever te weinig loonheffing zou betalen. Het is derhalve aan uw (voorwaardelijke) opzet te wijten dat te weinig loonheffing is betaald.

    2.5 Bij brief van 12 augustus 2010 heeft de Inspecteur aan belanghebbende een kennisgeving van naheffing en boete gezonden. Met betrekking tot de boete is onder meer geschreven:(5)

    Naast de hierboven aangekondigde naheffingsaanslag ben ik van plan een...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT