Eerste aanleg - enkelvoudig van Rechtbank Maastricht, 28 de Noviembre de 2012

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak28 de Noviembre de 2012
Uitgevende instantie:Rechtbank Maastricht

vonnis

RECHTBANK MAASTRICHT

Sector civiel recht

zaaknummer / rolnummer: 158953 / HA ZA 11-176

Vonnis van 28 november 2012

in de zaak van

[eiser],

wonende te [woonplaats],

eiser,

verder ook te noemen [eiser],

advocaat mr. H.A. Dragstra te Amersfoort,

tegen

[gedaagde],

wonende te [woonplaats],

gedaagde,

verder ook te noemen [ge[get[gedaagde],

advocaat mr. B.A.R. Janssen te Heerlen.

  1. De verdere procedure

    1.1 Het verloop van de procedure tot 24 augustus 2011 blijkt uit het tussenvonnis van die datum, waarin [ge[gedaagde] is toegelaten tot het leveren van tegenbewijs.

    Daarna zijn de volgende stukken ingediend en proceshandelingen verricht:

    - het verhoor in enquête van de getuigen [gedaagde], [getuige 2] en [getuige 3] op 18 januari 2012

    - de akte uitlating contra-enquête van [eiser] van 15 februari 2012

    - de brief van [eiser] van 21 mei 2012 met producties 11 t/m 23

    - het verhoor in contra-enquête van de getuige [eiser] op 30 mei 2012

    - de akte vermeerdering van eis van [eiser] van 11 juli 2012

    - de conclusie na enquête van [ge[gedaagde] van 8 augustus 2012

    - de conclusie na enquête van [eiser] van 3 oktober 2012.

    1.2 De uitspraak van het vonnis is bepaald op heden.

  2. De verdere beoordeling

    2.1 De rechtbank heeft in haar tussenvonnis van 24 augustus 2012 reeds overwogen dat de primaire vordering zal worden afgewezen, bij welk oordeel de rechtbank blijft. De rechtbank laat de eisvermeerdering van [eiser] niet toe omdat deze, gelet op het stadium van de procedure waarin zij is voorgesteld, in strijd is met de eisen van een goede procesorde. De rechtbank dient nog slechts te oordelen over de subsidiaire vordering, met name over de vraag of [ge[gedaagde] erin is geslaagd tegenbewijs te leveren van - dat wil zeggen aannemelijk te maken dat onjuist is - het vermoeden dat van het door [ge[gedaagde] aan [eiser] te betalen maatschapsaandeel de goodwill onderdeel uitmaakt.

    2.2 [ge[gedaagde] is in de zojuist herhaalde (tegen)bewijsopdracht geslaagd. Hij heeft zelf als getuige verklaard dat partijen bij het sluiten van het tweede maatschapscontract hebben afgesproken dat zij afzagen van de vergoeding van goodwill, zowel bij de inbreng in als bij het eventuele uiteengaan van de maatschap. Weliswaar is [ge[gedaagde] partij en is hij als getuige gehoord, maar hij is geen partijgetuige als bedoeld in art. 164 lid 2 Rv, wiens verklaring omtrent een door hem te bewijzen feit geen bewijs in zijn voordeel oplevert. Hier moest immers tegenbewijs worden geleverd...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT