Eerste aanleg - enkelvoudig van Rechtbank Midden-Nederland, 20 de Marzo de 2013

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak20 de Marzo de 2013
Uitgevende instantie:Rechtbank Midden-Nederland

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Civiel recht

handelskamer

locatie Utrecht

zaaknummer / rolnummer: C/16/311657 / HA ZA 11-1577

Vonnis van 20 maart 2013

in de zaak van

  1. [Eiser 1] Q.Q.

    in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [bedrijf 1],

    kantoorhoudende te [vestigingsplaats],

  2. [Eiser 2] Q.Q.

    in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [bedrijf 1],

    kantoorhoudende te [vestigingsplaats],

    eisers in conventie,

    verweerders in reconventie,

    advocaat mr. V.H.B. Kruit te Utrecht,

    tegen

    de naamloze vennootschap

    FGH BANK N.V.,

    gevestigd te Utrecht,

    gedaagde in conventie,

    eiseres in reconventie,

    advocaat mr. P. Wanders te Amsterdam.

    Partijen zullen hierna de curatoren en FGH genoemd worden.

  3. De procedure

    1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:

    - het tussenvonnis van 4 januari 2012

    - het proces-verbaal van comparitie van 10 april 2012 ter gelegenheid waarvan de curatoren een conclusie van antwoord in reconventie hebben genomen

    - de brieven van 19 april, 24 april en 4 mei 2012 waarin partijen opmerkingen hebben gemaakt over het proces-verbaal

    - de akte uitlating producties van FGH.

    1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.

  4. De feiten

    2.1. Per 1 maart 2001 heeft (een rechtsvoorgangster van) [bedrijf 2] (hierna: [bedrijf 2]) een deel van de onroerende zaak gelegen aan de [adres] te [woonplaats] (hierna: de onroerende zaak) gehuurd van een rechtsvoorgangster van [bedrijf 1] Per 1 januari 2002 is [bedrijf 2] meer kantoorruimte in het pand gaan huren.

    2.2. Op 15 september 2003 heeft [bedrijf 1] (hierna: de vennootschap) de onroerende zaak in eigendom verkregen.

    2.3. Op 1 maart 2006 heeft de vennootschap een hypotheekrecht gevestigd op de onroerende zaak ten behoeve van FGH tot zekerheid van al hetgeen laatstgenoemde van haar te vorderen zou hebben tot een maximale hoofdsom van € 5,6 miljoen. Op de rechtsverhouding tussen de vennootschap en FGH zijn de Algemene Bepalingen van Geldlening en Zekerheidsstelling van toepassing, waarvan artikel 17 luidt (voor zover relevant) als volgt:

  5. De bank heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 3:229 van het Burgerlijk Wetboek van rechtswege een recht van pand op alle vorderingen tot vergoeding die in de plaats van het onderpand treden, daaronder begrepen vorderingen terzake waardevermindering van het onderpand.

    Voorts strekken de bank tot pand alle goederen, waardepapieren en effecten die de bank of een derde voor de bank uit welke hoofde ook van of voor de schuldenaar onder zich heeft of krijgt, alsmede aandelen in verzameldepots als bedoeld in de Wet giraal effectenverkeer die de bank onder haar beheer heeft of krijgt.

    De ondertekening van de akte houdt mede in verpanding door de schuldenaar aan de bank van de in de vorige zin bedoelde goederen, alsmede van alle andere vorderingen dan die bedoeld in artikel 3:229 van het Burgerlijk Wetboek die de schuldenaar terzake het onderpand heeft of zal hebben, krachtens welke titel of jegens wie dan ook, alsmede de bevoegdheid van de bank die vorderingen, alsmede alle vorderingen die de schuldenaar uit welke hoofde ook op de bank heeft of krijgt, aan zichzelf te verpanden.

  6. Onder de in lid 1. van dit artikel genoemde vorderingen zijn begrepen die wegens verhuur of vordering van het onderpand, die wegens opzegging, beëindiging, vernieuwing, wijziging of verlenging van een overeenkomst van huur en verhuur, die wegens beschadiging of tenietgaan van het onderpand, die welke de schuldenaar geldend kan maken in geval van maatregelen, daden of verzuimen welke het gebruik van het onderpand verhinderen of beperken, die welke hij geldend kan maken in geval van het instellen door of tegen hem van een vordering tot ontbinding van de overeenkomst waarbij hij het onderpand heeft verkregen, die welke de erfpachter tegen de grondeigenaar kan doen gelden, die welke de grondeigenaar tegen de erfpachter kan doen gelden, die wegens ruilverkaveling, onteigening, aanwijzing als concessiegebied, planschade en bestuurscompensatie, die welke kunnen worden ontleend aan overheidssteun, subsidies, garanties en andere faciliteiten, die welke de appartementseigenaar of het lid van een vereniging of coöperatie kan doen gelden jegens de desbetreffende vereniging of coöperatie ook in geval van beëindiging van het lidmaatschap of de liquidatie van de vereniging of coöperatie, alsmede die welke een aandeelhouder jegens de vennootschap heeft, ook in geval van ontbinding van de vennootschap.

    (…)”

    2.4. In april 2006 is de duur van de onder 2.1 bedoelde huurovereenkomst verlengd tot 31 december 2011.

    2.5. Bij vonnis van 6 februari 2009 heeft deze rechtbank de vennootschap in staat van faillissement verklaard en de curatoren tot curator benoemd.

    2.6. In juni 2009 heeft de aandeelhoudster van [bedrijf 2] aan de curatoren meegedeeld dat zij niet in staat is om de toekomstige huurpenningen te voldoen en hen verzocht om mee te werken aan voortijdige beëindiging van de huur.

    2.7. Medio januari 2010 is de onroerende zaak door de curatoren verkocht aan [bedrijf 4] (hierna: [bedrijf 4]) voor een koopsom van € 5.176.800,-- k.k., alsmede de in het gehuurde aanwezige inventaris van [bedrijf 2] voor een bedrag van

    € 23.200,--.

    2.8. Op 29 januari 2010 hebben de curatoren met [bedrijf 2] een...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT