Hoger beroep van Centrale Raad van Beroep, 19 de Marzo de 2013

Datum uitspraak19 de Marzo de 2013
Uitgevende instantie:Centrale Raad van Beroep

11/3575 WWB + 11/3576 WWB

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Almelo van 11 mei 2011, 10/430 en 10/1152 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

het college van burgemeester en wethouders van Hengelo (appellant)

[Betrokkene] te [woonplaats] (betrokkene)

Datum uitspraak: 19 maart 2013

PROCESVERLOOP

Appellant heeft hoger beroep ingesteld.

Namens betrokkene heeft mr. M.P. Smit, advocaat, een verweerschrift ingediend.

Appellant heeft nadere stukken, onder meer een besluit van 9 augustus 2011, aan de Raad gezonden.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 februari 2013. Appellant heeft zich laten vertegenwoordigen door J.P. Hageman. Betrokkene is niet verschenen.

OVERWEGINGEN

  1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.

    1.1. Betrokkene ontving bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB).

    1.2. Bij besluit van 27 oktober 2009 heeft appellant met toepassing van artikel 18, tweede lid, van de WWB en artikel 5, aanhef en onder 1, van de Maatregelenverordening 2009 van de gemeente Hengelo (Verordening) de bijstand van betrokkene met ingang van 1 oktober 2009 verlaagd met 100% gedurende één maand. Tegen dit besluit heeft betrokkene geen rechtsmiddel aangewend.

    1.3. Bij besluit van 4 november 2009 heeft appellant met toepassing van artikel 18, tweede lid, van de WWB en de artikelen 5, aanhef en onder 1, en 10, eerste lid, van de Verordening de bijstand van betrokkene met ingang van 4 november 2009 verlaagd met 100% gedurende twee maanden. Daaraan heeft appellant ten grondslag gelegd dat betrokkene op 4 november 2009 heeft geweigerd algemeen geaccepteerde arbeid als medewerker algemene dienst bij [naam stichting] ([stichting]) te aanvaarden. Appellant heeft in verband met recidive de duur van de verlaging verdubbeld in vergelijking met de in de Verordening voorziene standaardverlaging.

    1.4. Bij besluit van 23 december 2009 heeft appellant met toepassing van artikel 18, tweede lid, van de WWB en de artikelen 5, aanhef en onder 1, en 11 van de Verordening de bijstand van betrokkene met ingang van 11 december 2009 blijvend verlaagd met 100%. Daaraan heeft appellant ten grondslag gelegd dat betrokkene op 11 december 2009 opnieuw heeft geweigerd algemeen geaccepteerde arbeid als medewerker algemene dienst bij [stichting] te aanvaarden. Bij de vaststelling van de zwaarte van de maatregel heeft appellant er rekening mee gehouden dat betrokkene heeft volhard in haar verwijtbare gedrag. Voorts heeft appellant meegedeeld dat na drie maanden een heroverweging van de verlaging plaatsvindt.

    1.5. Bij besluit van 9 maart 2010 (bestreden besluit 1), voor zover hier van belang, heeft appellant de bezwaren tegen de besluiten van 4 november 2009 en 23 december 2009 ongegrond verklaard.

    1.6. Bij besluit van 30 maart 2010 heeft appellant met toepassing van artikel 18, tweede lid, van de WWB en de artikelen 5, aanhef en onder 1, en 11 van de Verordening bepaald dat de bijstand van betrokkene blijvend verlaagd blijft met 100%. Tegen dit besluit heeft betrokkene geen rechtsmiddel aangewend.

    1.7. Bij besluit van 31 mei 2010 heeft appellant met toepassing van artikel 18, tweede lid, van de WWB en de artikelen 5, aanhef en onder 1, en 11 van de Verordening wederom bepaald dat de bijstand van betrokkene blijvend verlaagd blijft met 100%. Daaraan heeft appellant ten grondslag gelegd dat betrokkene op 26 mei 2010 wederom heeft geweigerd algemeen geaccepteerde arbeid als medewerker algemene dienst bij [stichting] te aanvaarden. Bij de vaststelling van de zwaarte van de maatregel heeft appellant er rekening mee gehouden dat betrokkene blijft volharden in haar verwijtbare gedrag.

    1.8. Bij besluit van 28 september 2010 (bestreden besluit 2) heeft appellant het bezwaar tegen het besluit van 31 mei 2010 ongegrond verklaard.

  2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank de beroepen tegen de bestreden besluiten gegrond verklaard, de bestreden besluiten vernietigd en de besluiten van 4 november 2009,

    23 december 2009 en 31 mei 2010 herroepen. De rechtbank heeft daartoe overwogen dat appellant betrokkene ten onrechte heeft verweten de verplichting van artikel 9, eerste lid, aanhef en onder a, van de WWB niet te zijn nagekomen. De aan betrokkene aangeboden arbeidsplaats bij [stichting] is immers een voorziening gericht op arbeidsinschakeling. Het gaat om gesubsidieerd werk in het kader van de...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT