Kort geding van Gerechtshof Den Haag (Nederland), 2 de Abril de 2013

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak 2 de Abril de 2013
Uitgevende instantie:Gerechtshof Den Haag (Nederland)

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht

Zaaknummer : 200.111.856/01

Zaaknummer rechtbank : 418618

Arrest van 2 april 2013

inzake

[Naam],

verblijvende te […], gemeente […],

appellante,

hierna te noemen: [appellante],

advocaat: mr. F.T.H. Gimbrère te Breda,

tegen

DE STAAT DER NEDERLANDEN (Ministerie van Veiligheid en Justitie),

zetelend te 's-Gravenhage,

geïntimeerde,

hierna te noemen: de Staat,

advocaat: mr. A.Th.M. ten Broeke te 's-Gravenhage.

Het geding

Bij exploot van 5 juli 2012 is [appellante] in hoger beroep gekomen van een door de voorzieningenrechter in de rechtbank 's-Gravenhage tussen partijen gewezen vonnis van 8 juni 2012. Bij memorie van grieven (met producties) heeft [appellante] twee grieven aangevoerd, die door de Staat bij memorie van antwoord (met productie) zijn bestreden. Ten slotte hebben partijen stukken overgelegd en arrest gevraagd.

Beoordeling van het hoger beroep

  1. Het gaat in deze zaak om het volgende. [appellante] is door een gerecht in Noorwegen bij vonnis van 25 november 2010 veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht jaar en zes maanden wegens invoer van bijna 18 kg verdovende middelen. De Noorse autoriteiten hebben bij brief van 11 februari 2011 aan de Staat verzocht in te stemmen met de overbrenging van [appellante] met het oog op de voortgezette tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in Nederland. De Staat heeft op dat verzoek bij brief van 17 juni 2011 positief gereageerd. De Noorse autoriteiten hebben bij brief van 6 juli 2011 ingestemd met de overbrenging van [appellante] naar Nederland. De Staat heeft bij brief van 19 september 2011 aan de Noorse autoriteiten bevestigd dat de executie van de opgelegde gevangenisstraf in Nederland zal worden voortgezet. Op 13 september 2011 is [appellante] naar Nederland overgebracht. Zij is sindsdien in Nederland gedetineerd.

  2. [appellante] heeft bij de voorzieningenrechter (kort samengevat) gevorderd dat deze de Staat zal bevelen haar onvoorwaardelijk in vrijheid te stellen op de grond dat haar detentie onrechtmatig is. Zij heeft daartoe aangevoerd dat zij nimmer om overbrenging heeft verzocht en het toestemmingsformulier nooit heeft ondertekend; de handtekening op het formulier is volgens haar vervalst. Zij brengt bovendien naar voren dat, zo al sprake is van toestemming, aan haar is medegedeeld dat haar straf zou worden omgezet naar Nederlandse maatstaven, waarbij voorwaardelijke invrijheidstelling tot de mogelijkheden behoort. Zij stelt voorts dat haar toestemming slechts...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT