Hoger beroep van Court of Appeal of Arnhem (Netherlands), 1 de Octubre de 2008

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak 1 de Octubre de 2008
Uitgevende instantie:Court of Appeal of Arnhem (Netherlands)

Parketnummer: 21-001061-08

Uitspraak d.d.: 1 oktober 2008

TEGENSPRAAK

Gerechtshof Amsterdam

zitting houdende te

Arnhem

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kantonrechter te Utrecht van 13 februari 2008 in de strafzaak tegen

[verdachte]

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],

wonende te [adres],

Het hoger beroep

De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 17 september 2008 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I). Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr T.P. Schut, naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van het hoger beroep

De kantonrechter heeft op 13 februari 2008 vonnis gewezen in de onderhavige zaak. Gelet op artikel 404, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering stond tegen dit vonnis hoger beroep open voor de officier van justitie. Bij de aan het hof toegezonden stukken bevindt zich een door de officier van justitie ondertekende 'akte rechtsmiddel'. Blijkens deze akte heeft de officier van justitie op 18 februari 2008 verklaard cassatie in te stellen tegen het vonnis van 13 februari 2008. De officier van justitie heeft derhalve niet het juiste rechtsmiddel ingesteld.

Degene die een rechtsmiddel instelt, moet in het algemeen geacht worden het juiste rechtsmiddel te hebben willen aanwenden. In geval dat de verdachte of de raadsman niet het juiste rechtsmiddel heeft aangewend, wordt in beginsel conversie toegepast: het door de raadsman of de verdachte aangewende onjuiste rechtsmiddel wordt verstaan als het juiste, openstaande rechtsmiddel. Volgens uit de jaren negentig daterende jurisprudentie van de Hoge Raad wordt conversie evenwel niet toegepast wanneer de officier van justitie het onjuiste rechtsmiddel heeft aangewend. De officier van justitie wordt in dat geval niet-ontvankelijk verklaard in het ingestelde beroep. Hoewel het hof bekend is met deze jurisprudentie, ziet het hof geen reden in dezen onderscheid te maken tussen de raadsman en de officier van justitie. Daarbij heeft het hof ook het gegeven betrokken dat voor niet-ontvankelijk verklaring van het openbaar ministerie in het algemeen steeds minder ruimte is. Het hof verstaat derhalve dat de officier van justitie hoger beroep heeft willen instellen en zal de officier van justitie daarin ontvankelijk verklaren.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging ter zitting in eerste aanleg, tenlastegelegd dat:

hij, op of omstreeks 25 oktober 2007, in de gemeente Utrecht, op of aan de weg

(als bedoeld in artikel 1 van de Algemene Plaatselijke Verordening Utrecht),

te weten de Bernadottelaan, heeft deelgenomen aan een samenscholing, immers

maakte hij deel uit van een groep van vijf, althans een aantal, personen

(jongeren), (terwijl hij behoorde tot de aangemerkte en aangeschreven

personen, zoals bedoeld in het handhavingsbesluit van de burgemeester van de

gemeente Utrecht van 26 september 2007).

Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie

Primair heeft de raadsman ter zitting betoogd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn strafvervolging, omdat er onzorgvuldig is gehandeld. Verdachte zou ten onrechte zijn geplaatst op de lijst van jongeren voor wie het intensieve handhavingsbeleid geldt. Volgens de raadsman had verdachte, toen hij op 4 oktober 2007 door de burgemeester van Utrecht werd aangeschreven, minder dan drie antecedenten op zijn naam staan. De mutaties die verdachte op dat moment op zijn naam had staan, zouden volgens de raadsman onvoldoende grond opleveren voor plaatsing op de voornoemde lijst. Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat het samenscholingsverbod in strijd is met het...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT