Hoger beroep van Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 21 de Marzo de 2013

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak21 de Marzo de 2013
Uitgevende instantie:Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem

afdeling civiel recht

zaaknummer gerechtshof 200.112.150

(zaaknummers rechtbank 307826 en 307827)

beschikking van de familiekamer van 21 maart 2013

inzake

[verzoekster],

wonende te [woonplaats],

verzoekster in het principaal hoger beroep,

verweerster in het incidenteel hoger beroep,

verder te noemen “de vrouw”,

advocaat: mr. C. van Baalen-van IJzendoorn te Amsterdam,

en

[verweerder],

wonende te [woonplaats],

verweerder in het principaal hoger beroep,

verzoeker in het incidenteel hoger beroep,

verder te noemen “de man”,

advocaat: mr. F.W. Hoff te ’s-Gravenhage.

  1. Het geding in eerste aanleg

    Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de rechtbank Utrecht van 16 november 2011 en 23 mei 2012, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

  2. Het geding in het principaal en het incidenteel hoger beroep

    2.1 Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 21 augustus 2012, is de vrouw in hoger beroep gekomen van voormelde beschikking van 23 mei 2012. De vrouw verzoekt het hof die beschikking te vernietigen, althans voor zover zij daartegen grieven heeft gericht en opnieuw beschikkende, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

    I te bepalen dat de regeling ter verdeling van de zorg- en opvoedingstaken, verder ook te noemen "omgangsregeling”, ten aanzien van nader te noemen [kind 2] als volgt tussen de man en de vrouw wordt gewijzigd;

    Contact:

    [kind 2] verblijft gedurende een weekend per veertien dagen (in de oneven weekenden zijn de kinderen bij de vrouw, in de even weekenden bij de man) vanaf zaterdagmiddag na hockey tot zondagavond 19.30 uur bij de man, waarbij de man haalt en brengt. Als er geen hockeywedstrijd is, haalt de man de kinderen om 11.00 uur op bij de vrouw;

    Vakanties en feestdagen nader te noemen [kind 1] en [kind 2]:

    De vakanties en feestdagen van [kind 1] en [kind 2] worden overeenkomstig alinea 19 van het beroepschrift tussen partijen verdeeld, met dien verstande dat indien de man deze regeling niet nakomt, hij voor iedere dag/dagdeel dat de kinderen bij de vrouw verblijven aan de vrouw € 50,- dient te voldoen;

    II de behoefte van de kinderen te bepalen op € 1.142,66 per maand, te vermeerderen met de oppaskosten van € 454,- per maand;

    III te bepalen dat de verdeling van de kosten van de kinderen met ingang van 1 juni 2011 althans de in deze te wijzen beschikking zodanig wordt gewijzigd dat de man zal bijdragen in de kosten van verzorging en opvoeding van [kind 1] en [kind 2] met € 472,- per kind per maand, bij vooruitbetaling voor de eerste van

    de maand aan de vrouw te voldoen, althans een zodanig hoger bedrag en met ingang van een tijdstip als het hof juist acht en te vermeerderen met het bedrag van iedere uitkering die hem op grond van de geldende wetten en/of regelingen ten behoeve van [kind 1] en [kind 2] kan of zal worden verstrekt.

    2.2 Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 25 september 2012, heeft de man het verzoek in hoger beroep van de vrouw bestreden. Daarbij heeft de man tevens incidenteel hoger beroep ingesteld. De man verzoekt het hof:

    in het principaal hoger beroep:

    de verzoeken van de vrouw af te wijzen dan wel niet-ontvankelijk te verklaren, met uitzondering van het verzoek van de vrouw om te bepalen dat de zorgregeling ten aanzien van [kind 2] als volgt wordt gewijzigd:

    [kind 2] verblijft gedurende een weekend per veertien dagen (in de oneven weekenden zijn de kinderen bij de vrouw, in de even weekenden bij de man) vanaf zaterdagmiddag na hockey tot zondagavond 19.30 uur bij de man, waarbij de man haalt en brengt. Als er geen hockeywedstrijd is, haalt de man de kinderen om 11.00 uur op bij de vrouw;

    in het incidenteel hoger beroep:

    op de gronden als in het verweerschrift vermeld, eventueel onder aanvulling en verbetering van gronden, de bestreden beschikking te vernietigen, althans het tussen partijen geldende convenant ten aanzien van de kinderrekening te wijzigen, althans voor zover de man daartegen grieven heeft gericht en opnieuw beschikkende en voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

    Vakanties en feestdagen [kind 1] en [kind 2]

    te bepalen dat de verdeling van de vakanties en feestdagen van [kind 1] en [kind 2] als volgt wordt vastgesteld:

    Krokusvakantie: even vrouw, oneven man

    Herfstvakantie: even vrouw, oneven man

    Pasen even man, oneven vrouw

    Pinksteren conform reguliere verdeling van de zorg

    Kerstvakantie even jaar: eerste week man, tweede week vrouw

    oneven jaar: eerste week vrouw, tweede week man

    Meivakantie even jaar: eerste week vrouw, tweede week man

    oneven jaar: eerste week man, tweede week vrouw

    Zomervakantie even jaren: eerste drie weken bij de man, de laatste drie weken bij de vrouw

    oneven jaren: eerste drie weken bij de vrouw, de laatste drie weken bij de man;

    te bepalen dat de man ten behoeve van de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen met ingang van 20 augustus 2012, zal betalen aan de vrouw € 136,28 per kind per maand en met ingang van 19 juli 2014 € 115,55 per kind per maand, of een bedrag en een ingangsdatum als het hof juist acht;

    subsidiair, voor het geval het hof een datum eerder dan 18 augustus 2012 als aanvangsdatum van de betalingsverplichting van de man aanneemt, te bepalen dat al hetgeen de man voor de kinderen heeft betaald sinds 1 juni 2011 in mindering wordt gebracht op de verschuldigde bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen.

    2.3 Daarop heeft de vrouw in het incidenteel hoger beroep een verweerschrift ingediend, ingekomen ter griffie van het hof op 5 november 2012, waarin zij het hof verzoekt, bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de door de man aangevoerde grieven tegen de bestreden beschikking niet-ontvankelijk te verklaren dan wel als zijnde ongegrond af te wijzen.

    2.4 Ter griffie van het hof zijn binnengekomen:

    - op 11 januari 2013 een brief van mr. Hoff van 10 januari 2013 met bijlagen;

    - op 11 januari 2013 een brief van mr. Van Baalen-Van IJzendoorn van 10 januari 2013 met bijlagen;

    - op 18 januari 2013 een brief van mr. Van Baalen-Van IJzendoorn van 17 januari 2013 met als bijlage het proces-verbaal van de zitting bij de rechtbank, gehouden op 13 april 2012.

    2.5 Ter griffie van het hof is binnengekomen op 21 januari 2013 een brief van mr. Van Baalen-Van IJzendoorn van dezelfde datum, waarin zij het petitum aanvult als volgt:

    IV te bepalen dat de man de door hem ontvangen kinderbijslag van € 269,39 per kwartaal ten behoeve van [kind 1] met ingang van 1 juni 2011, althans vanaf de datum dat de man een onderhoudsbijdrage aan de vrouw voldoet, aan de vrouw zal betalen.

    2.6 De minderjarige [kind 1] heeft bij brief van 26 november 2012 aan het hof zijn mening kenbaar gemaakt met betrekking tot de verzoeken inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken.

    2.7 De mondelinge behandeling heeft op 22 januari 2013 plaatsgevonden. Partijen zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaten. Namens de Raad voor de Kinderbescherming (verder: de raad) is [...] verschenen.

    2.8 Desgevraagd heeft mr. Hoff ter mondelinge behandeling meegedeeld dat zij voldoende heeft kennisgenomen van de brief van mr. Van Baalen-Van IJzendoorn van 21 januari 2013, dat zij zich voldoende heeft kunnen voorbereiden op een verweer daartegen.

    2.9 Gelet op artikel CIII van de Wet herziening gerechtelijke kaart (Staatsblad 2012, 313) wordt in deze voor 1 januari 2013 aanhangig gemaakte zaak uitspraak gedaan door het hof Arnhem-Leeuwarden, locatie Arnhem.

  3. De vaststaande feiten

    Ten aanzien van partijen

    3.1 Partijen zijn op 3 juli 1998 met elkaar gehuwd. Bij beschikking van 16 juni 2004 heeft de rechtbank Utrecht echtscheiding tussen hen uitgesproken. De echtscheidingsbeschikking is op 18 juni 2004 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.

    3.2 Uit het huwelijk van partijen zijn geboren:

    - [kind 1], op [geboortedatum] 1999 (verder: [kind 1]), en

    - [kind 2], op [geboortedatum] 2002 (verder: [kind 2]),

    over wie partijen gezamenlijk het gezag uitoefenen.

    3.3 Bij echtscheidingsconvenant, door beide partijen ondertekend op 13 mei 2004, (verder: het convenant) zijn partijen onder meer overeengekomen dat [kind 1] zijn hoofdverblijfplaats bij de man zal hebben en dat [kind 2] haar hoofdverblijfplaats bij de vrouw zal hebben. Daarnaast zijn zij een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken overeengekomen waarbij de kinderen op...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT