Wraking van Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 5 de Abril de 2013
Spreker | gepubliceerd |
Datum uitspraak | 5 de Abril de 2013 |
Uitgevende instantie: | Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden |
Parketnummer: 21-004322-12
WRAKING: nr. 200.123.629/01
Uitspraak d.d.: 5 april 2013
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Locatie Arnhem
Wrakingskamer
Beslissing
gewezen op het verzoek als bedoeld in artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering, gedaan door
[verzoekster]
geboren te [geboorteplaats, 1969],
wonende te [adres].
De procedure
Ter terechtzitting van de strafkamer van 1 maart 2013 is namens verzoekster om wraking verzocht van mrs B.J.J. Melssen, H. Abbink en M.C.J. Groothuizen. De raadsheren Melssen en Abbink hebben blijkens een schriftelijk bericht respectievelijk e-mail niet in de wraking berust en hebben te kennen gegeven niet te willen worden gehoord.
Mr Groothuizen heeft zich niet uitgelaten omtrent het wrakingverzoek en wordt geacht daarin niet te hebben berust. Hij is niet ter zitting van de wrakingskamer verschenen, waaruit wordt afgeleid dat hij geen gebruik wenst te maken van de gelegenheid om te worden gehoord.
De wrakingskamer heeft ter zitting van 22 maart 2013 gehoord de raadsman van verzoekster en de advocaat-generaal, die heeft geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek.
Ontvankelijkheid
De wrakingskamer acht het verzoek tijdig gedaan en ook overigens ontvankelijk.
De gronden van het verzoek tot wraking
Ter onderbouwing van het wrakingsverzoek is het volgende aangevoerd. Ter terechtzitting van 1 maart 2013 werd verzoekster bijgestaan door een tolk in de Franse taal. Tijdens die zitting voerde de raadsman aan dat verzoekster de Franse taal onvoldoende machtig is om goed te kunnen volgen wat er op deze zitting werd besproken. Vervolgens deed hij een aanhoudingsverzoek teneinde een tolk op te roepen in een taal die verzoekster wel begrijpt.
De strafkamer heeft dit verzoek gemotiveerd afgewezen omdat zij - kort gezegd - de stelling van verzoekster dat zij de Franse taal onvoldoende begrijpt en zij niet kon volgen wat er op de terechtzitting werd besproken, niet aannemelijk acht. Uit deze beslissing is bij verzoekster de indruk ontstaan dat het hof vooringenomen is.
De beoordeling van het verzoek tot wraking
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter staat voorop dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn. Dit lijdt slechts uitzondering indien zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat de rechter jegens een verdachte een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij de...
Om verder te lezen
PROBEER HET UIT