Hoger beroep van Gerechtshof Amsterdam (Nederland), 26 de Febrero de 2013

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak26 de Febrero de 2013
Uitgevende instantie:Gerechtshof Amsterdam (Nederland)

GERECHTSHOF AMSTERDAM

MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER

ARREST

in de zaak van:

de naamloze vennootschap SNS BANK N.V.,

gevestigd te Utrecht,

APPELLANTE,

advocaat: mr. M. Ris te Utrecht,

t e g e n

  1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid UITGEVERIJ ESSENSIE B.V.,

    gevestigd te Haarlem,

  2. [ GEÏNTIMEERDE sub 2 ],

    wonend te [ plaatsnaam ], gemeente [ ],

    GEÏNTIMEERDEN,

    advocaat: mr. R.A.M. Schram te Haarlem.

    De partijen worden hierna SNS, Essensie en [ Geïntimeerde sub 2 ] genoemd. Geïntimeerden zullen gezamenlijk met Essensie c.s. worden aangeduid.

  3. Het geding in hoger beroep

    Bij dagvaarding van 12 oktober 2010, hersteld bij exploot van 28 oktober 2010, is SNS in hoger beroep gekomen van een vonnis van de ¬rechtbank Haarlem van 29 september 2010, in deze zaak onder zaak-/rolnum¬mer 165003 / HA ZA 10-10 gewezen tussen haar als eiseres en Essensie c.s. als gedaagden.

    SNS heeft bij memorie vier grieven tegen het vonnis waarvan beroep aangevoerd, producties overgelegd en bewijs aangeboden, met conclusie dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en uitvoerbaar bij voorraad alsnog haar vordering geheel zal toewijzen, met veroordeling van Essensie c.s. in de kosten van het geding in beide instanties.

    Daarop hebben Essensie c.s. bij memorie geantwoord, bewijs aangeboden en geconcludeerd tot afwijzing van het beroep, met veroordeling van SNS in de kosten (naar het hof begrijpt) van het hoger beroep.

    De partijen hebben de zaak op 19 november 2012 doen bepleiten, SNS door mr. B.S. Stolwijk, advocaat te Utrecht en Essensie c.s. door hun hiervoor genoemde advocaat, beiden aan de hand van aan het hof overgelegde pleitnotities. Bij die gelegenheid zijn door SNS bij akte twee producties (35 en 36) in het geding gebracht. Verder hebben partijen inlichtingen verstrekt.

    Ten slotte is arrest gevraagd.

  4. Feiten

    De rechtbank heeft in het bestreden vonnis onder 2, 2.1 tot en met 2.10, een aantal feiten als in deze zaak vaststaand aange¬merkt. Daaromtrent bestaat geen geschil, zodat ook het hof van die feiten zal uitgaan.

  5. Beoordeling

    3.1. Het gaat in deze zaak om het volgende.

    a) Essensie exploiteert een uitgeverij van tijdschriften. [ Geïntimeerde sub 2 ] is haar bestuurder en directeur.

    b) [ X ] (hierna: [ X ]) is van 1 februari 1998 tot 1 oktober 2008 bij Essensie in loondienst werkzaam geweest in de functie van (hoofd)redacteur.

    c) [ X ] heeft van [ Geïntimeerde sub 2 ] en diens echtgenote gekocht en in februari 2003 geleverd gekregen het appartementsrecht met betrekking tot de woning aan het adres [ adres ] te [ plaatsnaam ] voor een koopsom van € 295.000,00 kosten koper.

    d) SNS heeft aan [ X ] met het oog op de financiering van de koopsom een geldlening verstrekt van € 325.000,00. In verband daarmee is ten behoeve van SNS het appartementsrecht bezwaard met een hypotheekrecht.

    e) Essensie heeft als werkgever aan [ X ] een werkgeversverklaring verstrekt waarin een bruto jaarsalaris inclusief vakantietoeslag staat vermeld van € 62.208,00. [ Geïntimeerde sub 2 ] heeft deze werkgeversverklaring namens Essensie ingevuld en op 31 januari 2003 ondertekend.

    f) Een loonafrekening van Essensie waarop [ X ] als geadresseerde staat genoemd, vermeldt een bruto maandsalaris van € 4.800,00 en een netto maandsalaris van € 3.012,48. Bovenaan de afrekening staat: “Periode 01.1 januari 2003 CK 22-01-2003”.

    g) [ X ] heeft de hiervoor genoemde werkgeversverklaring en loonafrekening voorafgaand aan het totstandkomen van de hypothecaire lening aan SNS vertrekt. Op basis van deze gegevens heeft SNS vastgesteld dat het inkomen van [ X ] toereikend was voor de aan hem verstrekte geldlening.

    h) [ X ] heeft van Essensie voor de maanden januari 2003 tot en met mei 2003 een bruto maandsalaris van € 2.250,00 ontvangen (exclusief vakantiegeld).

    i) In januari 2007 heeft [ X ] een betalingsachterstand laten ontstaan onder de hypothecaire geldlening. Nadien heeft [ Geïntimeerde sub 2 ] de betalingsachterstand grotendeels aangezuiverd.

    j) In oktober 2008 is [ X ] op staande voet door Essensie ontslagen.

    k) SNS heeft de geldlening opgezegd en is in november 2008 met [ X ] overeengekomen dat het appartementsrecht onderhands zou worden verkocht.

    l) Het appartementsrecht is in september 2009 verkocht voor € 185.000,00. Voor [ X ] resteerde na de verkoop een aan SNS te betalen restschuld (inclusief rente en kosten) van € 175.227,08.

    3.2. SNS vordert in deze procedure van Essensie c.s. bij wijze van schadevergoeding een bedrag gelijk aan de voor [ X ] ontstane restschuld, vermeerderd met wettelijke rente, beslagkosten, interne onderzoekskosten en proceskosten. SNS grondt deze vordering op een onrechtmatige daad van Essensie c.s. Subsidiair wordt de aansprakelijkheid van Essensie gebaseerd op haar kwalitatieve aansprakelijkheid voor de gedragingen van haar directeur en werknemer [ Geïntimeerde sub 2 ]. Essensie c.s. hebben volgens SNS een onjuiste werkgeversverklaring en loonafrekening opgesteld en deze verstrekt aan [ X ]. Op grond van deze stukken heeft SNS de aankoop van het appartementsrecht gefinancierd. Als haar de juiste gegevens waren verstrekt, was SNS daartoe niet overgegaan. SNS kan thans de restschuld niet verhalen op [ X ]. Voor deze schade zijn Essensie c.s. volgens SNS jegens haar aansprakelijk.

    3.3. De rechtbank heeft overwogen dat Essensie heeft betwist dat de lening door SNS niet zou zijn verstrekt als SNS was geïnformeerd over de werkelijke salarisgegevens van [ X ]. Bij gebreke van gegevens over de wijze waarop SNS de hypotheekaanvraag heeft beoordeeld, met name aan welke inkomensnormen zij deze heeft getoetst, heeft de rechtbank geoordeeld dat het causaal verband tussen het verstrekken van de inkomensgegevens door Essensie en de schade niet is komen vast te staan en de vordering van SNS reeds op die grond strandt.

    De rechtbank is verder tot het oordeel gekomen dat [ X ] vanaf juni 2003 een netto maandloon verdiende dat slechts in beperkte mate afweek van het in de in r.o. 3.1 onder f) genoemde afrekening vermelde netto maandloon. Daarom is er volgens de rechtbank geen aanleiding te veronderstellen dat het netto maandloon voor [ X ] onvoldoende was om aan zijn betalingsverplichting tegenover SNS te kunnen voldoen. Tot januari 2007 heeft hij aan die verplichting ook voldaan.

    Tot slot heeft de rechtbank overwogen dat Essensie onderbouwd heeft aangevoerd dat de persoonlijke problematiek van [ X ] de oorzaak is van zijn betalingsproblemen. Vervolgens heeft de rechtbank vastgesteld dat SNS in het licht daarvan onvoldoende (nader) heeft gesteld op grond waarvan kan worden aangenomen dat de restschuld...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT