Raadkamer van Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Nederland), 9 de Abril de 2013

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak 9 de Abril de 2013
Uitgevende instantie:Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Nederland)

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling strafrecht

Klachtnummer: K12/0327

Beschikking van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 9 april 2013 inzake het beklag ex artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering van:

Klager,

thans gedetineerd in Nederland,

te dezer zake domicilie kiezende ten kantore van mr. H.M.S. Cremers, advocate te 's-Hertogenbosch,

over de beslissing van de officier van justitie te 's-Hertogenbosch tot het niet vervolgen van:

Beklaagde,

thans gedetineerd in Nederland,

wegens poging tot doodslag.

De feitelijke gang van zaken.

Op 4 oktober 2011 heeft klager aangifte gedaan van poging tot doodslag, beweerdelijk jegens hem gepleegd door beklaagde.

Op 4 april 2012 is door de officier van justitie mr. W. Wichern aan klager bericht dat de zaak niet zal worden vervolgd aangezien ander dan strafrechtelijk optreden prevaleert.

Hierop heeft klager bij schrijven van 29 juni 2012 een klaagschrift ingediend bij het hof, ingekomen ter griffie van het hof op 2 juli 2012, met het verzoek de vervolging te bevelen.

De advocaat-generaal heeft in het schriftelijk verslag van 10 september 2012 het hof geraden het beklag af te wijzen.

Op 20 november 2012 is het klaagschrift in raadkamer van het hof behandeld in aanwezigheid van klager en zijn advocate.

Bij tussenbeschikking van 18 december 2012 heeft het hof bepaald dat beklaagde ingevolge artikel 12e van het Wetboek van Strafvordering zal worden opgeroepen om te worden gehoord over het in het beklag gedane verzoek en de gronden waarop dit berust.

Beklaagde is op 26 februari 2013 in raadkamer verschenen.

De advocaat-generaal heeft geadviseerd het beklag af te wijzen.

De beoordeling.

Klager en beklaagde zaten allebei gedetineerd in de Extra Beveiligde Inrichting (hierna EBI) te Vught. Klager had van een medegedetineerde vernomen dat beklaagde voornemens was om klager te vermoorden. Beklaagde zou tegen een medegedetineerde gezegd hebben: “Dit wordt mijn maand, ik ga een PIW’er of een medegedetineerde vermoorden” en “ik ga … (klager) vermoorden want die is Boeddhist en doet toch niets terug” – of woorden van gelijke strekking. Klager voelde zich door de uitlating van beklaagde bedreigd. Klager stelt dat hij het afdelingshoofd heeft verzocht om hierover met beklaagde in gesprek te gaan, maar dat dit verzoek is afgewezen.

In de aangifte en het klaagschrift wordt van de zijde van klager gesteld dat op 27 mei 2011 klager, beklaagde en een medegedetineerde tegelijkertijd werden gelucht op de luchtplaats...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT