Cassatie van Supreme Court (Netherlands), 12 de Abril de 2013

Datum uitspraak12 de Abril de 2013
Uitgevende instantie:Supreme Court (Netherlands)

12 april 2013

nr. 11/05151

Arrest

gewezen op het beroep in cassatie van X B.V. te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de Rechtbank Zwolle-Lelystad van 11 oktober 2011, nr. AWB 11/588, op het verzet van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank betreffende een aanslag in de zuiveringsheffing bedrijfsruimte.

  1. Het geding in feitelijke instantie

    Aan belanghebbende is voor het jaar 2007 een aanslag in de zuiveringsheffing bedrijfsruimte opgelegd, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de heffingsambtenaar van Tricijn Belastingen is gehandhaafd.

    Belanghebbende heeft tegen die uitspraak beroep ingesteld bij de Rechtbank.

    De Rechtbank heeft bij uitspraak van 24 mei 2011 het beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat belanghebbende nalatig is gebleven in het aanvoeren van de gronden van het beroep. Belanghebbende heeft daartegen verzet gedaan. De Rechtbank heeft bij de in cassatie bestreden uitspraak het verzet ongegrond verklaard. De uitspraak van de Rechtbank op het verzet is aan dit arrest gehecht.

  2. Geding in cassatie

    Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank op het verzet beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

    Advocaat-Generaal R.L.H. IJzerman heeft op 22 oktober 2012 geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie.

  3. Beoordeling van de klachten

    3.1. De klachten slagen voor zover zij betrekking hebben op de verzending van de brief van 24 maart 2011 door middel van een faxbericht, en behoeven voor het overige geen behandeling. Voor de gronden van deze beslissing verwijst de Hoge Raad naar het heden in de zaak met nummer 11/05101 gewezen arrest, waarvan een afschrift aan dit arrest is gehecht.

    3.2. De uitspraak van de Rechtbank kan niet in stand blijven. De Hoge Raad kan het verzet afdoen. Het verzet dient gegrond te worden verklaard.

  4. Proceskosten

    Het dagelijks bestuur van Lococensus-Tricijn zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie en de heffingsambtenaar in de kosten van het verzet bij de Rechtbank. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat in cassatie en in verzet de zaak met nummer 11/05101 met de onderhavige zaak samenhangt in de zin van het Besluit proceskosten bestuursrecht.

  5. Beslissing

    De Hoge Raad:

    verklaart het beroep in cassatie gegrond,

    vernietigt de uitspraak van de Rechtbank op het verzet,

    verklaart het verzet gegrond,

    verstaat dat de uitspraak waartegen het verzet gericht was vervalt en dat de Rechtbank het onderzoek moet voortzetten in de stand waarin het zich bevond,

    gelast dat het waterschap Zuiderzeeland aan belanghebbende vergoedt het door deze ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie betaalde griffierecht ten bedrage van € 454,

    veroordeelt het dagelijks bestuur van Lococensus-Tricijn in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op de helft van € 944, derhalve € 472, voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand, en

    veroordeelt de heffingsambtenaar in de kosten van het verzet bij de Rechtbank, vastgesteld op de helft van € 472, derhalve € 236, voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

    Dit arrest is gewezen door de vice-president J.W. van den Berge als voorzitter, en de raadsheren M.W.C. Feteris, P.M.F. van Loon, R.J. Koopman en Th. Groeneveld, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 12 april 2013.

    De voorzitter is verhinderd het arrest te ondertekenen. In verband daarmee is het arrest ondertekend door mr. M.W.C. Feteris.

    Nrs. Hoge Raad: 11/05101, 11/05151 en 11/05139

    Nrs. Rechtbank: Awb 11/587, Awb 11/588 en Awb 11/433

    Derde Kamer B

    Zuiveringsheffing bedrijfsruimten 2005, 2006 en 2007

    PROCUREUR-GENERAAL BIJ DE HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

    MR. R.L.H. IJZERMAN

    ADVOCAAT-GENERAAL

    Conclusie van 22 oktober 2012 inzake:

    X B.V.

    tegen

    Dagelijks bestuur van het Gemeenschappelijk Belastingkantoor A

  6. Inleiding

    1.1 Heden neem ik conclusie naar aanleiding van drie zaken. Het betreft de zaken met de nummers 11/05101, 11/05151 en 11/05139. Ik baseer mij hieronder in het algemeen op de feiten en de rechtsgang in de eerstgenoemde zaak (nr. 11/05101) naar aanleiding van het beroep in cassatie van X B.V., belanghebbende, tegen de uitspraak van Rechtbank Zwolle-Lelystad (hierna: de Rechtbank) van 11 oktober 2011, nr. Awb 11/587, niet gepubliceerd (zuiveringsheffing bedrijfsruimten 2006).(1) Bijzonderheden van een bepaalde zaak worden afzonderlijk vermeld.

    1.2 In de onderhavige zaken is belanghebbendes beroepschrift door de Rechtbank kennelijk niet-ontvankelijk verklaard met toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb), omdat belanghebbende de gronden van haar beroepschrift niet binnen de door de Rechtbank daartoe gestelde termijn, maar te laat, heeft ingediend. Het door belanghebbende daartegen gedane verzet is door de Rechtbank ongegrond verklaard.

    1.3 In twee van de drie zaken, namelijk de zaken die bij de Hoge Raad geregistreerd zijn onder de nummers 11/05101 en 11/05151, is van belang dat de griffie van de Rechtbank aan de gemachtigde van belanghebbende een fax heeft verzonden waarin belanghebbende in de gelegenheid is gesteld om het verzuim ter zake van de vereisten van artikel 6:5 Awb te herstellen. Belanghebbende stelt dat zij het betreffende faxbericht niet in goede orde heeft ontvangen, zodat de termijn voor het herstel van het verzuim niet bij haar bekend is geworden en het beroepschrift om die reden ten onrechte kennelijk niet-ontvankelijk is verklaard. In geschil is of de Rechtbank per fax belanghebbende in de gelegenheid mocht stellen om het verzuim ter zake van het indienen van gronden te herstellen en, zo ja, of het niet ordelijk hebben ontvangen van het verzonden faxbericht door de gemachtigde van belanghebbende voor risico van de verzender, de Rechtbank, komt. In dat kader zal bij de behandeling van het betreffende cassatiemiddel aandacht worden besteed aan het elektronisch verkeer tussen partijen en bestuursrechter, welke mogelijkheid per 1 juli 2010 in de Awb is opgenomen middels de inwerkingtreding van de Wet elektronisch verkeer met de bestuursrechter.

    1.4 In alle drie de zaken stelt belanghebbende voorts, subsidiair, dat de Rechtbank haar beroep ten onrechte kennelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat de Rechtbank uit de reeds in bezit zijnde uitspraak op bezwaar de gronden van het beroep rechtstreeks had kunnen afleiden.

    1.5 In zaaknummer 11/05139 is in geschil of de termijnoverschrijding verschoonbaar is. Belanghebbende stelt in die zaak dat nu er sprake was van twee verschillende procedurenummers, twee rechtbanken en twee verschillende procedurenummers dat de termijn om het verzuim te herstellen niet tijdig duidelijk was. De termijnoverschrijding was, aldus belanghebbende, verschoonbaar.

    1.6 Verweerder heeft in geen van de drie zaken een verweerschrift ingediend.

    1.7 De opbouw van deze conclusie is als volgt. In onderdeel 2 worden de feiten en het geding in feitelijke instanties weergegeven, gevolgd door een beschrijving van het geding in cassatie in onderdeel 3. Onderdeel 4 omvat eerst een overzicht van relevante regelgeving, wetsgeschiedenis, jurisprudentie en literatuur(2) omtrent de vraag in hoeverre en met welke gevolgen de Rechtbank belanghebbende per faxbericht in de gelegenheid mocht stellen om het verzuim ter zake van het indienen van de gronden te herstellen; gevolgd door beoordeling van belanghebbendes klacht ter zake. In onderdeel 5 wordt de klacht van belanghebbende besproken ziende op de vraag of de Rechtbank uit de reeds in haar bezit zijnde uitspraak op bezwaar de gronden van het beroep had kunnen en moeten afleiden. In onderdeel 6 wordt de klacht in zaaknummer 11/05139 besproken dat de door belanghebbende opgeworpen omstandigheden met zich meebrengen dat de termijnoverschrijding daar verschoonbaar is. Onderdeel 7 bevat de conclusie.

  7. De feiten en het geding in feitelijke instantie

    2.1 De ambtenaar belast met de heffing van A (hierna: de Heffingsambtenaar) heeft aan belanghebbende op 23 februari 2008 een aanslag zuiveringsheffing bedrijfsruimten voor het jaar 2006 opgelegd. Bij uitspraak op bezwaar van 23 februari 2011 heeft de Heffingsambtenaar het tegen die aanslag ingediende bezwaar ongegrond verklaard en de bestreden aanslag gehandhaafd.

    Rechtbank

    2.2 Per aangetekende brief van 21 maart 2011 heeft belanghebbende tegen die uitspraak op bezwaar beroep ingesteld. In deze brief is onder meer het volgende vermeld:(3)

    (...)

    Namens mijn cliënt X BV, gevestigd a-straat 1 te Z, kom ik hierbij bij uw rechtbank in beroep tegen de uitspraak van de ambtenaar belast met de heffing van A d.d. 23 februari 2011 op het bezwaarschrift, ingediend tegen de definitieve aanslag zuiveringsheffing belastingjaar 2006 (aanslagnummer 001). Een afschrift van de uitspraak doe ik u hierbij toekomen (zie bijlage).

    Graag verneem ik van u wanneer u uiterlijk de gronden van het ingediende beroep wenst te ontvangen. (...)

    2.3 Bij faxbericht van 24 maart 2011 heeft de Rechtbank de ontvangst van het beroepschrift bevestigd en belanghebbende een termijn van vier weken gesteld voor het indienen van de gronden, een schriftelijke machtiging en een uittreksel uit het handelsregister. In dit faxbericht is belanghebbende erop gewezen dat wanneer niet aan dit verzoek wordt voldaan en niet binnen de gestelde termijn om uitstel is verzocht, de Rechtbank het beroep niet-ontvankelijk kan verklaren. De fax is verzonden per fax gericht aan B naar het nummer [faxnummer]. Dit faxnummer is vermeld op het briefpapier van het (pro-forma)- beroepschrift.

    2.4 Tot de stukken van het geding behoort een verzendoverzicht van voormelde fax. Op dit verzendoverzicht is onder meer vermeld:

    2.5 Bij brief van 4 mei 2011, bij de Rechtbank binnengekomen op 9 mei 2011, heeft belanghebbende de Rechtbank bericht dat zij tot op heden geen ontvangstbevestiging van de Rechtbank heeft ontvangen. Wel vermeldt...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT