Eerste aanleg - meervoudig van Rechtbank Den Haag, 20 de Marzo de 2013

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak20 de Marzo de 2013
Uitgevende instantie:Rechtbank Den Haag

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht

zaaknummer: AWB 11/30569

uitspraak van de meervoudige kamer van 20 maart 2013 in de zaak tussen

[eiser],

(gemachtigde: mr. J. Groen),

en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, voorheen de minister voor Immigratie en Asiel, verweerder

(gemachtigde: mr. E.C. Pietermaat).

Procesverloop

Eiser heeft gesteld te zijn geboren op [datum] 1975 en de Rwandese nationaliteit te hebben. Hij verblijft als vreemdeling in Nederland.

Bij besluit van 20 september 2011 heeft verweerder de aan eiser op 10 januari 2003 verleende verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) met terugwerkende kracht tot datum aanvraag ingetrokken op grond van artikel 32, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000 en de aan eiser op 16 maart 2006 verleende verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd als bedoeld in artikel 33 van de Vw 2000 met terugwerkende kracht tot datum aanvraag ingetrokken op grond van artikel 35, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000.

Bij brief van 21 september 2011 heeft eiser tegen dit besluit beroep ingesteld bij de rechtbank.

Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en tevens een verweerschrift ingediend.

Bij brief van 24 november 2011 heeft eiser gevraagd om een (deels anoniem) getuigenverhoor door middel van oproeping door de rechtbank van een aantal door hem aangedragen getuigen.

Op 14 maart 2012 is een comparitie (regiezitting) gehouden door de rechtbank in enkelvoudige samenstelling.

Eiser heeft zich daarbij laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. drs. G.E. Treffers.

De rechtbank heeft de zaak voor behandeling verwezen naar de meervoudige kamer.

Het verzoek om het door eiser voorgestane getuigenverhoor is tijdens een comparitie door de meervoudige kamer op 2 oktober 2012 met partijen besproken.

Bij tussenbeslissing van 17 oktober 2012 heeft de rechtbank het verzoek van eiser om een (deels anoniem) getuigenverhoor door middel van oproeping door de rechtbank afgewezen en medegedeeld dat de inhoudelijke behandeling van het beroep op een nadere zitting van de meervoudige kamer zal worden voortgezet.

De inhoudelijke behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden op 20 december 2012. Eiser is aldaar in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Bij beslissing van 20 december 2012 heeft de rechtbank het onderzoek heropend en bepaald dat de minister van Buitenlandse Zaken binnen twee weken na verzending van deze heropening de rechtbank inzage geeft in de totstandkoming van en in de gegevens welke ten grondslag liggen aan het ambtsbericht van 18 april 2011, kenmerk [kenmerk]. De minister van Buitenlandse Zaken is daarbij gevraagd gemotiveerd aan te geven welke door hem te behartigen belangen zich zouden verzetten tegen bekendmaking van de gegevens vervat in de onderliggende stukken van het individuele ambtsbericht van 18 april 2011. Voorts dient de Minister inzicht te geven in zijn redenen om de verkregen gegevens aan eiser te onthouden.

Bij brief van 28 december 2012 heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken de stukken die ten grondslag hebben gelegen aan het individueel ambtsbericht van 18 april 2011 aangetekend en vertrouwelijk aan de rechtbank doen toekomen. Op 16 januari 2013 heeft de rechtbank ingevolge artikel 8:45 juncto artikel 8:29, derde lid, van de Awb, bepaald dat beperking van de kennisneming van genoemde stukken gerechtvaardigd is.

Eiser heeft bij brief van 4 februari 2013 de rechtbank toestemming gegeven om mede op basis van die stukken uitspraak te doen.

Partijen hebben daarop bij brieven van 22 februari 2013 (verweerder) en 26 februari 2013 (eiser) de rechtbank toestemming gegeven zonder nadere zitting uitspraak te doen.

De rechtbank heeft daarop het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1 In dit geding dient te worden beoordeeld of het bestreden besluit in het licht van de daartegen aangedragen beroepsgronden de toetsing aan geschreven en ongeschreven rechtsregels kan doorstaan.

2 Verweerder heeft de aan eiser op 10 januari 2003 verleende verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) met terugwerkende kracht tot datum aanvraag ingetrokken op grond van artikel 32, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000 en de aan eiser op 16 maart 2006 verleende verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd als bedoeld in artikel 33 van de Vw 2000 met terugwerkende kracht tot datum aanvraag ingetrokken op grond van artikel 35, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000. Verweerder heeft daaraan ten grondslag gelegd dat ten aanzien van eiser sprake is van ernstige redenen om te veronderstellen dat eiser betrokken is...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT