Eerste aanleg - enkelvoudig van Centrale Raad van Beroep, 11 de Abril de 2013

Datum uitspraak11 de Abril de 2013
Uitgevende instantie:Centrale Raad van Beroep

07/3121 WUV

Centrale Raad van Beroep

Enkelvoudige kamer

Uitspraak in het geding tussen:

Partijen:

de erven van [betrokkene] te [woonplaats], Indonesië (appellanten)

de Pensioen- en Uitkeringsraad (verweerder)

Datum uitspraak: 11 april 2013

PROCESVERLOOP

Dit geding, dat aanvankelijk is gevoerd door de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad (PUR), is in verband met een wijziging van taken, zoals neergelegd in de Wet uitvoering wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen (Wet van 15 april 2010,

Stb. 2010, 182), voortgezet door de Pensioen en Uitkeringsraad als bedoeld in die wet. Waar in deze uitspraak wordt gesproken van verweerder wordt daaronder in voorkomend geval (mede) verstaan de voormalige Raadskamer WUV van de PUR.

[betrokkene] (betrokkene) heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van

8 maart 2007, kenmerk JZ/W60/2007 (bestreden besluit). Dit betreft de toepassing van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (Wuv).

Bij uitspraak van 28 februari 2008 heeft de Raad dit beroep, vanwege het niet betaald zijn van het griffierecht, niet-ontvankelijk verklaard. Betrokkene heeft tegen die uitspraak verzet gedaan.

Op 30 november 2010 is betrokkene overleden. Appellanten hebben de procedure voortgezet. Zij zijn, gelet op de bijzondere omstandigheden van het geval, in de gelegenheid gesteld het verschuldigde griffierecht alsnog te voldoen, van welke gelegenheid zij gebruik hebben gemaakt. De Raad heeft vervolgens bij uitspraak van 22 november 2012 het verzet gegrond verklaard, waarna het onderzoek is voortgezet in de stand waarin het zich bevond.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 februari 2013. Appellanten zijn, met voorafgaand bericht, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door A.T.M. Vroom-van Berckel.

OVERWEGINGEN

  1. Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting gaat de Raad uit van de volgende hier van belang zijnde feiten en omstandigheden.

    1.1. Betrokkene, geboren in 1934, heeft in mei 2002 een aanvraag ingediend om hem als vervolgde voor een periodieke uitkering ingevolge de Wuv in aanmerking te brengen. Bij besluit van 8 november 2002 is deze aanvraag afgewezen op de grond dat betrokkene niet als vervolgde in de zin van de Wuv kan worden aangemerkt, en voor gelijkstelling met een vervolgde evenmin aanleiding bestaat. Dit besluit is na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 21 maart 2003. Bij...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT