Eerste aanleg - meervoudig van Rechtbank Breda, 1 de Octubre de 2008

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak 1 de Octubre de 2008
Uitgevende instantie:Rechtbank Breda

DE RECHTBANK BREDA

Sector strafrecht

parketnummer: 996022-05 [P]

vonnis van de meervoudige kamer d.d. 1 oktober 2008

in de strafzaak tegen

[verdachte]

geboren op [datum en plaats]

wonende te [adres]

1 Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 17 september 2008. Tegen de verdachte is verstek verleend. De officier van justitie, mr. Klinkenbijl, heeft haar standpunt kenbaar gemaakt.

2 De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat:

Feit 1: [naam bedrijf] Ltd. opzettelijk onjuiste invoeraangiften heeft gedaan en dat verdachte hieraan leiding heeft gegeven;

Feit 2: [naam bedrijf] Ltd. opzettelijk geen aangiften voor de omzetbelasting heeft gedaan en dat verdachte hieraan leiding heeft gegeven;

Feit 3: [naam bedrijf] Ltd. 7 valse facturen heeft opgemaakt en dat verdachte hieraan

leiding heeft gegeven;

Feit 4: [naam bedrijf] Ltd. 14 valse facturen heeft opgemaakt dan wel opzettelijk een

onjuiste aangifte voor de omzetbelasting heeft gedaan en dat verdachte hieraan

leiding heeft gegeven.

3 De voorvragen

De dagvaarding is geldig.

De rechtbank is bevoegd.

De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.

Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4 De beoordeling van het bewijs

4.1 Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie acht alle feiten, voor zover van toepassing in de primaire vorm, wettig en overtuigend bewezen.

4.2 Het oordeel van de rechtbank

Feit 1

De eerste vraag waarvoor de rechtbank zich gesteld ziet is of de in de tenlastelegging genoemde aangiften onjuist zijn.

De rechtbank stelt het volgende vast.

In het dossier bevindt zich een zevental invoeraangiften , genummerd zoals in de tenlastelegging is weergegeven, alle gedateerd in de periode van 14 september 2004 tot en met 14 oktober 2004, en afkomstig van [naam bedrijf] BV te Venlo. Geadresseerde is steeds [naam bedrijf] Ltd., gevestigd in Roosendaal. Op elk van deze aangiften staat vermeld dat de aangifte betrekking heeft op een zending met goederencode 2710 1190 met als omschrijving "andere lichte olieën bestemd voor de verfindustrie" dan wel "andere lichte olieën".

Van de laatste zending op 14 oktober 2004 (zending 7, D-016) is door onderzoek bij het Douane Laboratorium vastgesteld dat de samenstelling van het product overeenkomt met motorbenzine met als goederencode 2710.1141.

Op de zogenaamde Quality Certificates , afgegeven door de controle-instantie SGS in Polen, van de zending van 7 oktober 2004 (zending 5, D-014) en zending 7 is te lezen dat de monsters uit dezelfde tankwagon, namelijk die met nummer 72034358, zijn genomen en dat die monsters exact dezelfde meetresultaten geven. De rechtbank concludeert hieruit dat zending 5 hetzelfde product als zending 7 betreft en dus ook motorbenzine is.

Voorts wordt op de douaneaangiften, afkomstig van de Poolse douane, van de zendingen 4 (D-013), 6 (D-015) en 7 (D-016) bij de goederenomschrijving vermeld dat het BENZYNA betreft, waarvan de Nederlandse vertaling BENZINE is.

Volgens het onderzoek van het Douane Laboratorium zijn de verschillen tussen de certificaten van de SGS Polen van de zendingen 2 en 6 (D-011-E-01 en D-016-E-01)

dermate klein dat gesproken kan worden van soortgelijke producten.

Uit het vorenstaande kan worden afgeleid dat de zendingen 2, 4, 5, 6 en 7, derhalve 5 van de 7 in de tenlastelegging genoemde invoeraangiften, uit motorbenzine bestaan en niet uit "andere lichte olieën" zoals vermeld op die invoeraangiften.

Het bovenstaande in onderling verband en samenhang bezien, plus de periode waarin zich alle zendingen hebben afgespeeld en de wijze waarop de invoer heeft plaatsgevonden, levert naar het oordeel van de rechtbank de gerechtvaardigde conclusie op dat de zendingen 1 (D-010) en 3 (D-012) eveneens motorbenzine bevatten.

Daarmee staat vast dat alle in de tenlastelegging genoemde invoeraangiften onjuist zijn.

De volgende vraag die zich opdoet is in hoeverre [naam bedrijf] Ltd. en verdachte wetenschap hadden van de onjuistheid van deze aangiften.

In dit verband kan het volgende worden vastgesteld.

Zoals hiervoor al is geconstateerd staat op 3 douaneaangiften van de Poolse douane het woord BENZYNA vermeld.

Verdachte heeft verklaard dat hij de inklaring van de zendingen zou regelen bij [naam bedrijf] en dat er allerlei bescheiden bij de zendingen waren waaruit bleek wat voor goed het betrof. Verdachte had naar het oordeel van de rechtbank dan ook kunnen zien dat het woord BENZYNA op de Poolse douaneaangiften stond.

Voorts heeft medeverdachte [mededader] verklaard dat verdachte bij een van de eerste zendingen olie heeft gezegd dat het ook wel eens benzine zou kunnen zijn wat door Skalar werd geleverd.

De rechtbank komt, gelet op de hierboven genoemde omstandigheden, tot de conclusie dat verdachte zich willens en wetens aan de aanmerkelijke kans heeft blootgesteld dat de zendingen geen lichte oliën, maar motorbenzine bevatten. Hij heeft de aanmerkelijke kans daarop bewust aanvaard en op de koop toegenomen door desondanks in te voeren. Derhalve was zijn opzet - in de zin van voorwaardelijk op¬zet - op de onjuistheid van de aangiften gericht.

Getuige [getuige], als kantoorchef werkzaam bij [naam bedrijf] BV, heeft verklaard dat verdachte aan [naam bedrijf] BV de opdracht heeft gegeven om de zendingen namens [naam bedrijf] Ltd in te klaren en dat met verdachte de afspraak is gemaakt dat [naam bedrijf] BV de invoeraangifte zou verzorgen van de zendingen. Verdachte heeft telkens per fax de zending aangemeld. Volgens [getuige] zijn 7 zendingen door [naam bedrijf] ingeklaard.

Blijkens een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel was

verdachte in de periode van 14 september tot en met 14 oktober 2004 gevolmachtigde met volledige volmacht van de buitenlandse vennootschap [naam bedrijf] Ltd.

Volgens [mededader] was verdachte mede de baas [Ltd.]. Verdachte heeft in zijn hoedanigheid als gevolmachtigde de ten laste gelegde feiten zelf uitgevoerd en heeft daarmee feitelijk leiding gegeven aan die verboden gedragingen.

De rechtbank acht feit 1 dan ook wettig en overtuigend bewezen.

Feit 2

Door de Belastingdienst, kantoor Roosendaal, zijn de aangiften omzetbelasting ten name van [naam bedrijf] Ltd in Roosendaal over de tijdvakken 3e en 4e kwartaal 2004 en 1e en 2e kwartaal 2005 door de Belastingdienst uitgereikt, maar niet terugontvangen.

Medeverdachte [mededader] heeft op een vraag van de FIOD-ECD waarom [naam bedrijf] Ltd. nooit aangifte omzetbelasting heeft gedaan, geantwoord dat hij hierover vanaf juli 2004 met verdachte heeft gesproken en dat hij de belastingpapieren moest bewaren en dat verdachte, toen het eind september 2004 tijd was om de aangifte omzetbelasting over het 3e kwartaal te doen, tegen hem heeft gezegd dat [mededader] geen aangifte over het 3e kwartaal mocht doen.

Uit het vorenstaande leidt de rechtbank af dat verdachte niet alleen de aangifte over het 3e kwartaal 2004, maar ook de andere aangiften, opzettelijk niet heeft gedaan.

Blijkens een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel was

verdachte vanaf de inschrijving op 16 augustus 2004 gevolmachtigde met volledige volmacht van de buitenlandse vennootschap [naam bedrijf] Ltd. Vanaf 14 februari 2005 was hij ingeschreven als directeur. Volgens [mededader] was verdachte mede de baas [Ltd.]. Verdachte heeft in zijn hoedanigheid als gevolmachtigde dan wel directeur nagelaten aangifte te doen en daarmee feitelijk leiding gegeven aan die verboden gedragingen.

Feit 2 is daarmee naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen.

Feit 3

In het dossier bevinden zich 7 verkoopfacturen van [naam bedrijf] Ltd, alle gedateerd in de periode van 13 september 2004 tot en met 14 oktober 2004. Deze facturen hebben betrekking op de zeven onder feit 1 genoemde zendingen. Op de facturen staat vermeld dat goederen, welke zijn omschreven in de tenlastelegging en die bestaan uit (lampen)olie of verfverdunner, zijn verkocht en/of geleverd aan afnemers [naam bedrijf 2] in Duisburg, [naam bedrijf 3] in Mijdrecht of [bedrijf 4] NV in Beveren (België).

Verdachte heeft verklaard dat voor de verkoop door [naam bedrijf] Ltd verkoopfacturen werden opgemaakt en dat hij de persoon is die die facturen heeft opgemaakt.

Naar het oordeel van de rechtbank staat vast dat deze facturen vals waren en dat verdachte van deze valsheid op de hoogte was.

De rechtbank leidt dit af uit de volgende feiten en omstandigheden:

- Uit onderzoek naar de bedrijven die op de facturen staan vermeld, blijkt dat deze bedrijven niet bestaan, dan wel [naam bedrijf] Ltd niet kennen en geen goederen zoals vermeld op de facturen hebben gekocht of ontvangen.

- Medeverdachte [mededader] heeft verklaard dat hij in augustus 2004 in opdracht van verdachte facturen op moest maken van [naam bedrijf] Ltd aan afnemers in binnen- en buitenland die van niets afwisten. Hij heeft vervolgens voor de eerste twee zendingen valse verkoopfacturen opgemaakt, waarbij zou moeten lijken alsof [naam bedrijf] de ingekochte olie zou hebben doorverkocht. Deze waren bedoeld om een valse boekhouding op te zetten die geloofwaardig moest overkomen voor de

Belastingdienst. Goris heeft die facturen aan verdachte afgegeven. Voorts [heeft mededader] verklaard dat verdachte eind februari, begin maart van 2005 tegen hem heeft gezegd dat hij snel wat facturen ging maken voor de belasting.

Verdachte heeft verklaard dat als de zendingen werden afgeleverd, de afnemers contant bij hem kwamen betalen. Het betroffen een Duitser van wie hij de naam niet kent, een Belg van wie hij alleen de voornaam kent en een Nederlander over wie hij niets kan verklaren. Hij heeft dus geen duidelijkheid gegeven over de identiteit van de afnemers. Daarmee is elke controle naar het realiteitsgehalte van deze personen onmogelijk. Mede op grond daarvan acht de rechtbank de verklaring van verdachte over de verkoop van de goederen...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT