Voorlopige voorziening van Centrale Raad van Beroep, 17 de Abril de 2013

Datum uitspraak17 de Abril de 2013
Uitgevende instantie:Centrale Raad van Beroep

13/402 WIA-VV

Centrale Raad van Beroep

Voorzieningenrechter

Uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening

Partijen:

[A. te B.] (verzoeker)

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

Datum uitspraak 17 april 2013.

PROCESVERLOOP

Namens verzoeker heeft mr. J.P.L.C. Dijkgraaf, advocaat, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 29 november 2012, 12/313 (aangevallen uitspraak) en bij brief van 18 januari 2013 een verzoek om een voorlopige voorziening gedaan.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 april 2013. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door mr. Dijkgraaf en zijn partner. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. W.M.J. Evers.

OVERWEGINGEN

1.1. Voor een overzicht van de voor de beoordeling van het verzoek van belang zijnde feiten en omstandigheden verwijst de voorzieningenrechter naar de aangevallen uitspraak. Hij volstaat hier met het volgende.

1.2. Bij besluit van 12 januari 2012 (bestreden besluit) heeft het Uwv, beslissend op bezwaar, gehandhaafd zijn besluit van 17 augustus 2011, inhoudende dat appellant geen recht heeft op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) met ingang van 8 september 2011, omdat de mate van zijn arbeidsongeschiktheid minder is dan 35%.

  1. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank de medische en arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit onderschreven en het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.

  2. In hoger beroep heeft verzoeker zich tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. In zijn verzoek om toepassing van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft hij verzocht om de voorlopige voorziening te treffen inhoudende dat het Uwv wordt veroordeeld tot het betalen van voorschotten op verzoekers WIA-uitkering van € 950,- per maand, waarmee hij aan zijn feitelijke lasten voor voorziening in woning en onderhoud kan (blijven) voldoen.

  3. De voorzieningenrechter komt tot de volgende beoordeling.

    4.1. Gelet op artikel 8:81 van de Awb en artikel 21 van de Beroepswet kan, indien tegen een uitspraak van de rechtbank of van de voorzieningenrechter van de rechtbank als bedoeld in artikel 18, eerste lid, van de Beroepswet hoger beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de Raad op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.

    4.2. De voorzieningenrechter stelt voorop...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT