Cassatie van Supreme Court (Netherlands), 14 de Junio de 2013

Datum uitspraak14 de Junio de 2013
Uitgevende instantie:Supreme Court (Netherlands)

14 juni 2013

nr. 12/03630

Arrest

gewezen op het beroep in cassatie van X te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de Rechtbank te Haarlem van 19 juni 2012, nr. AWB 11/6557, betreffende een op aangifte voldaan bedrag aan overdrachtsbelasting.

  1. Het geding in feitelijke instantie

    Belanghebbende heeft ter zake van de verkrijging van een onroerende zaak op aangifte een bedrag aan overdrachtsbelasting voldaan. Belanghebbende heeft tegen de voldoening van dit bedrag bezwaar gemaakt en verzocht om teruggaaf, welk verzoek bij uitspraak van de Inspecteur is afgewezen.

    De Rechtbank heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard. De uitspraak van de Rechtbank is aan dit arrest gehecht.

  2. Geding in cassatie

    Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

    De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.

    Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

    De Advocaat-Generaal P.J. Wattel heeft op 21 maart 2013 geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie.

    Belanghebbende heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.

  3. Beoordeling van het middel

    3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.

    3.1.1. Op 28 januari 2011 heeft belanghebbende een appartementsrecht gekocht voor een koopprijs van € 415.000.

    3.1.2. Op 14 juni 2011 is het appartementsrecht aan belanghebbende geleverd. Ter zake van deze verkrijging heeft belanghebbende op aangifte een bedrag aan overdrachtsbelasting voldaan naar een tarief van zes percent, zijnde € 24.900.

    3.1.3. Bij persbericht van 1 juli 2011 is bekend gemaakt dat het kabinet ter bevordering van het eigenwoningbezit en om het vertrouwen in de woningmarkt te versterken heeft besloten dat het tarief van de overdrachtsbelasting voor woningen voor een periode die ingaat op 15 juni 2011 wordt verlaagd van zes naar twee percent.

    3.1.4. De wettelijke grondslag hiervoor is nadien opgenomen in de Wet van 22 december 2011 houdende wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2012), Stb. 2011, 639. Ingevolge artikel XVI, onderdeel C, van die wet is aan artikel 14 van de Wet op belastingen van rechtsverkeer (hierna: de Wet BRV) een tweede lid toegevoegd waarin het onder 3.1.3 genoemde lagere tarief is geregeld. Op grond van artikel XXXVIII, lid 1, aanhef in verbinding met lid 2 van die wet is deze wijziging op 1 januari 2012 in werking getreden en werkt zij terug tot en met 15 juni 2011.

    3.2. Voor de Rechtbank was in geschil of de beperking van de terugwerkende kracht van de wijziging van artikel 14 van de Wet BRV tot 15 juni 2011 in strijd is met het verbod van discriminatie zoals dat is neergelegd in internationale verdragen, met name artikel 26 van het Internationaal verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (hierna: IVBPR) en artikel 14 van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM).

    3.3. De Rechtbank heeft geoordeeld dat de wetgever de wijziging van artikel 14 van de Wet BRV heeft kunnen laten terugwerken tot en met 15 juni 2011 zonder het verbod van discriminatie te schenden. Hiertegen richt zich het middel.

    3.4.1. Bij de beoordeling van het middel moet worden vooropgesteld dat wetswijziging naar haar aard meebrengt dat onderscheid wordt gemaakt tussen gevallen die zich hebben voorgedaan vóór dan wel na het tijdstip met ingang waarvan de nieuwe regeling van toepassing is. Een dergelijk onderscheid kan in beginsel niet als discriminatie worden aangemerkt. Anders zou de wetgever de mogelijkheid worden ontnomen om wetten in te voeren of te wijzigen, bijvoorbeeld naar aanleiding van nieuwe ontwikkelingen of gewijzigde beleidsinzichten (vgl. EHRM 8 juli 1986, nr. 9006/80, Lithgow en anderen tegen het Verenigd Koninkrijk, Series A no. 102, punt 187).

    3.4.2. De Rechtbank heeft dan ook terecht vooropgesteld dat het de wetgever in beginsel vrij staat een lastenverlichting door te voeren en de ingangsdatum daarvan te bepalen, ook als daarbij sprake is van terugwerkende kracht.

    3.4.3. Gelet op de uitlatingen van minister-president Rutte op 17 juni 2011, vermeld in onderdeel 2.2 van de conclusie van de Advocaat-Generaal, kon de wetgever in redelijkheid besluiten aan de onderhavige wetswijziging terugwerkende kracht te verlenen.

    De wetgever heeft de verlaging van het tarief niet laten terugwerken tot 17 juni 2011, de dag waarop minister-president Rutte de zojuist bedoelde uitlatingen deed, maar tot 15 juni 2011. De keuze voor dat verschil van enkele dagen is in het hiervoor in

    3.1.3 vermelde persbericht, noch tijdens de parlementaire behandeling van het Belastingplan 2012 toegelicht. Hoewel een dergelijke toelichting de voorkeur had verdiend, brengt het ontbreken daarvan niet mee dat sprake is van discriminatie. In dit geval is de wetgever gebleven binnen de hem op dit gebied toekomende ruime beoordelingsmarge door het overgangstijdstip te bepalen op de helft van de desbetreffende maand. Het verbod van discriminatie gaat niet zo ver dat de wetgever gehouden zou zijn nog verdere terugwerkende kracht te verlenen.

    3.4.4. In het onderhavige geval bestaat daarom geen aanleiding om een uitzondering te maken op het hiervoor in 3.4.2 omschreven beginsel.

    3.5. De Rechtbank heeft dan ook terecht geoordeeld dat geen sprake is van een schending van artikel 14 EVRM of van artikel 26 IVBPR. Van een schending van artikel 1 van het Twaalfde Protocol bij het EVRM is evenmin sprake. Het middel faalt daarom.

  4. Proceskosten

    De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

  5. Beslissing

    De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.

    Dit arrest is gewezen door de vice-president M.W.C. Feteris als voorzitter, en de raadsheren C. Schaap, P.M.F. van Loon, R.J. Koopman en Th. Groeneveld, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 14 juni 2013.

    Nr. 12/03630

    Nr. Rechtbank: AWB 11/6557

    PROCUREUR-GENERAAL BIJ DE HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

    MR. P.J. WATTEL

    ADVOCAAT-GENERAAL

    Derde Kamer B (Sprongcassatie)

    Overdrachtsbelasting 2011

    Conclusie van 21 maart 2013 inzake:

    X

    tegen

    Staatssecretaris van Financiën

    1.1 X (de belanghebbende) viste nét achter het net bij de verlaging van het overdrachtsbelastingtarief naar 2% doordat zijn appartementsrecht hem op 14 juni 2011 werd geleverd en niet een dag later, toen de tariefverlaging met terugwerkende kracht inging.

    1.2 Hij meent desondanks recht te hebben op dat verlaagde tarief op grond van het discriminatieverbod in met name art. 26 IVBPR en art. 14 EVRM.

    1.3 De Rechtbank heeft belanghebbendes beroep ongegrond verklaard omdat de wetgever zonder schending van internationale discriminatieverboden de terugwerking van de tariefsverlaging kon beperken tot 15 juni 2011 op grond van (i) de wens uitstelgedrag te voorkomen en (ii) het publieke vertrouwen te beschermen op uitlatingen van de regering in de tweede helft van juni 2011. De belanghebbende heeft daartegen sprongcassatie ingesteld, stellende dat de Rechtbank die discriminatieverboden heeft geschonden, nu geen toereikende rechtvaardiging voor het gemaakte onderscheid bestaat.

    1.4 Ik meen dat noch het EVRM, noch het IVBPR nopen tot het buiten toepassing laten van de temporele beperking van de terugwerkende kracht tot 15 juni 2011 en vervanging van die datum door enige verder terug in de tijd liggende datum. Hoewel de redenen, aangevoerd voor terugwerkende kracht tot juist 15 juni 2011 in plaats van 17 juni 2011 niet sterk zijn, bestaat er wel een rechtvaardiging en moet nu eenmaal een datum en daarmee een harde grens worden gekozen. De internationale discriminatieverboden brengen voorts niet mee dat mogelijk ongerechtvaardigde begunstiging nog verder terug zou moeten werken dan 15 juni 2011, nu (i) de bevoordeling een zeer beperkte groep boffers betreft en in de tijd zeer beperkt is en (ii) de rechter niet uit de blauwe lucht een eerdere tariefingangsdatum kan bepalen en evenmin oneindig terugwerkende kracht kan verordonneren. De beperking van de terugwerkende kracht tot 15 juni 2011 is niet van elke redelijke grond ontbloot, mede gezien de notariële transportpraktijk van concentratie op de eerste en halverwege de maand en het ongedekte en weer tot andere ongelijkheden leidende budgettaire beslag van verdere terugwerking. Verdere terugwerking van de tariefverlaging dan tot 15 juni 2011 zou minder redelijke grond hebben dan beperking ervan tot 15 juni 2011.

    1.5 Ik acht het cassatieberoep daarom ongegrond.

  6. De feiten en het geding in enige feitelijke instantie

    2.1 De belanghebbende heeft op 28 januari 2011 een appartementsrecht in Z gekocht voor € 415.000. Op 14 juni 2012 is hem dat appartementsrecht geleverd. Deze levering is een belastbaar feit voor de overdrachtsbelasting. De belanghebbende heeft op aangifte overdrachtsbelasting voldaan op basis van een tarief van 6%, i.e. € 24.900.

    2.2 Van de persconferentie van premier Rutte na afloop van de ministerraad op 17 juni 2011 bestaat de volgende transcriptie:(1)

    VAN DER HEYDE Ik vindt het opvallend, ze zijn voortdurend daarover aan het afspreken, te weinig gebouwd. Het probleem van de woningmarkt is niet de hypotheekrenteaftrek, die bestaat als zestig of zeventig jaar. Het probleem van de woningmarkt is dat er gewoon de laatste jaren te weinig mogelijkheden zijn om te bouwen en daardoor zie je dat uiteindelijk ook er te weinig doorstroming is en dat zet die woningmarkt op slot. En we hebben natuurlijk, laten we eerlijk zijn, ook te maken gehad met een economische recessie een paar jaar geleden. Nou die combinatie zorgt er voordat die woningmarkt nog steeds in een behoorlijke fase verkeert. Maar ik zegt niet nu, dan mag Moerland niets vinden want de woningmarkt doet het niet goed. Hij moet natuurlijk wel gewoon gebruik maken van z'n vrijheid van meningsuiting. VAN BEEK (BNR)...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT