Hoger beroep van Centrale Raad van Beroep, 26 de Abril de 2013

Datum uitspraak26 de Abril de 2013
Uitgevende instantie:Centrale Raad van Beroep

08/4130 WAO

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van

21 mei 2008, 07/3479 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[Appellante] te [woonplaats] (appellante)

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

Datum uitspraak: 26 april 2013

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. P.W.G.J. de Haas, werkzaam bij DAS Rechtsbijstand, hoger beroep ingesteld.

Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.

Appellante heeft nadere gronden ingediend. Hierop heeft het Uwv gereageerd met overlegging van het rapport van de bezwaarverzekeringsarts G.J.A. van Kasteren-van Delden van 15 oktober 2009.

Het onderzoek ter zitting van de enkelvoudige kamer van de Raad heeft plaatsgevonden op

23 oktober 2009. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. de Haas. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. B.H.C. de Bruijn.

De Raad heeft het onderzoek heropend omdat het niet volledig is geweest. Ter voortzetting van het onderzoek heeft de Raad de revalidatiearts dr. R.M. van Mechelen benoemd als deskundige voor het instellen van een onderzoek.

Van Mechelen heeft op 29 oktober 2010 schriftelijk verslag gedaan van zijn onderzoek.

Partijen hebben op dit verslag gereageerd. Desgevraagd heeft Van Mechelen in een nader rapport van 24 januari 2011 gereageerd op de reactie van het Uwv en het daarbij gevoegde rapport van Van Kasteren-Van Delden van 4 november 2010. Hierop is door Van Kasteren-Van Delden op 8 februari 2011 gereageerd.

De enkelvoudige kamer heeft de zaak verwezen naar een meervoudige kamer.

Het onderzoek ter zitting van een meervoudige kamer van de Raad heeft plaatsgevonden op 15 april 2011. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. M.J.H. Roebroek. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door V.A.R. Kali.

De Raad heeft het onderzoek andermaal heropend omdat het wederom niet volledig is geweest. Ter voortzetting van het onderzoek heeft de Raad de arts dr. mr. J.W. Bins benoemd als deskundige voor het instellen van een onderzoek. Deze deskundige heeft op 19 oktober 2011 schriftelijk verslag gedaan van zijn onderzoek.

Het Uwv heeft op 10 februari 2012 op het verslag van Bins gereageerd.

Opvolgend gemachtigde van appellante, mr. A. Ooms, eveneens werkzaam bij

DAS Rechtsbijstand, heeft bij brief van 12 juni 2012 een reactie ter kennis van de Raad gebracht. Voorts heeft appellante zelf nog een medisch stuk overgelegd.

Het onderzoek ter zitting heeft andermaal plaatsgevonden op 22 juni 2012. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Ooms en R. van Zinderen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door V.A.R. Kali.

Het onderzoek ter zitting is geschorst om het Uwv de gelegenheid te geven op de naar aanleiding van het onderzoek van Bins ter zitting overgelegde reactie van mr. Ooms van 15 maart 2012 en van appellante van 13 oktober 2011 aan mr. Ooms, welke reacties niet eerder door de Raad zijn ontvangen, ter commentaar voor te leggen aan de bezwaarverzekeringsarts.

Het Uwv heeft bij brief van 23 juli 2012 het commentaar van bezwaarverzekeringsarts

  1. Deitz op deze reacties ingezonden.

Appellante heeft, anders dan het Uwv, geen toestemming verleend voor het achterwege laten van een nadere zitting.

De nadere zitting is geagendeerd voor 1 februari 2013. Partijen - het Uwv met

kennisgeving - zijn niet verschenen.

OVERWEGINGEN

  1. Appellante was werkzaam als secretaresse voor 20 uur per week toen zij zich met ingang van 4 januari 1995 ziek melde met diverse lichamelijke en psychische klachten, als ook met migraine. Aan haar is met ingang van 3 januari 1996 een volledige uitkering op grond van

    de Wet op de...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT