Hoger beroep van Centrale Raad van Beroep, 2 de Mayo de 2013

Datum uitspraak 2 de Mayo de 2013
Uitgevende instantie:Centrale Raad van Beroep

11/5253 AW en 11/5258 AW

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

Uitspraak op de hoger beroepen tegen de tussenuitspraak van de rechtbank Breda van 11 maart 2011, 10/2093 (aangevallen tussenuitspraak) en de uitspraak van de rechtbank Breda van 27 juli 2011, 10/2093 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[A. te B.] (betrokkene)

het Dagelijks Bestuur van de Regionale Ambulancevoorziening Brabant Midden-West-Noord (bestuur)

Datum uitspraak: 2 mei 2013

PROCESVERLOOP

Mr. M.J.E.M. Edelmann, advocaat, heeft namens betrokkene hoger beroep ingesteld.

Mr. M.J.J. Rutten, advocaat, heeft namens het bestuur hoger beroep ingesteld en tegelijk verweer gevoerd op het hoger beroep van betrokkene.

Mr. Edelmann heeft een verweerschrift ingediend.

Het bestuur heeft op verzoek van de Raad nadere inlichtingen verschaft.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 maart 2013. Betrokkene is verschenen, bijgestaan door mr. Edelmann. Het bestuur, dat was opgeroepen om bij gemachtigde te verschijnen, heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. Rutten en mr. G.T.B. Jacobs.

OVERWEGINGEN

  1. Op 1 januari 2013 is de Wet aanpassing bestuursprocesrecht (Stb. 2012, 682) in werking getreden. Met deze wet zijn wijzigingen in onder meer de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Beroepswet aangebracht. Op grond van het overgangsrecht blijft op deze zaak het recht van toepassing zoals dat gold vóór 1 januari 2013.

  2. De Raad verwijst voor een uitvoeriger weergave van de hier van belang zijnde feiten en omstandigheden naar de aangevallen tussenuitspraak en de aangevallen uitspraak. De Raad volstaat met het volgende.

    2.1. Betrokkene is vanaf 1 mei 2004 aangesteld als centralist/verpleegkundige in vaste dienst bij een rechtsvoorganger van de Regionale Ambulancevoorziening Brabant Midden-West-Noord (RAV). Vanaf 1 januari 2008 is haar aanstelling voortgezet bij de RAV met als functienaam verpleegkundig centralist. De werkzaamheden werden overdag en ’s nachts verricht op de Gemeenschappelijke Meldkamer Midden en West Brabant.

    2.2. Betrokkene heeft in verband met meldingen door de familie W tijdens haar nachtdienst van 19 juni 2009 aan de medisch adviseur van de RAV gevraagd om deze gesprekken terug te luisteren. De medisch adviseur heeft dit gedaan, de gang van zaken met betrokkene besproken en kenbaar gemaakt dat hij de bekwaamheidsverklaring van betrokkene intrekt. Aan betrokkene is betaald verlof verleend in afwachting van de resultaten van een onderzoek. In een brief aan de RAV van 10 augustus 2009 heeft de medisch adviseur nader toegelicht waarom de bekwaamheidsverklaring was ingetrokken en meegedeeld dat de bekwaamheidsverklaring definitief werd ingetrokken.

    2.3. Na een voornemen om betrokkene ontslag te verlenen en een door betrokkene daarop gegeven zienswijze is haar bij besluit van 1 oktober 2009 ontslag verleend met ingang van 15 oktober 2009 (ontslagbesluit). Daarbij is toepassing gegeven aan artikel 8:7, aanhef en onder a, van de CAO RAV Brabant Midden-West-Noord (CAO RAV), omdat de bekwaamheidsverklaring van betrokkene is ingetrokken en zij nu niet meer voldoet aan een van de vereisten voor de uitoefening van haar functie. Het daartegen gemaakte bezwaar is bij besluit van 14 april 2010 (bestreden besluit) ongegrond verklaard.

    2.4. Bij de aangevallen tussenuitspraak is de rechtbank het bestuur gevolgd in zijn opvatting dat er voor de uitoefening van de functie van verpleegkundig centralist een bekwaamheidsverklaring nodig is. De rechtbank is het bestuur niet gevolgd in de opvatting dat de intrekking van de bekwaamheidsverklaring onherroepelijk was geworden. Het bestuur heeft volgens de rechtbank betrokkenes zienswijze over die intrekking dus terecht bij het ontslagbesluit betrokken, maar heeft dit ten onrechte achterwege gelaten bij het bestreden besluit, zodat de motivering daarvan niet draagkrachtig is. De rechtbank zag een voldoende grond voor de definitieve intrekking van de bekwaamheidsverklaring, maar oordeelde voorts dat het bestuur een nadere afweging van de wederzijdse belangen moest maken. Het bestuur kreeg de gelegenheid om dit gebrek te...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT