Cassatie van Supreme Court (Netherlands), 26 de Febrero de 2010

Datum uitspraak26 de Febrero de 2010
Uitgevende instantie:Supreme Court (Netherlands)

Nr. 44.065

26 februari 2010

Arrest

gewezen op het beroep in cassatie van X Stichting te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 25 april 2007, nr. 03/00477, betreffende een aanslag in het recht van schenking.

  1. Het geding in feitelijke instantie

    Aan belanghebbende is ter zake van een verkrijging in het jaar 2001 een aanslag in het recht van schenking opgelegd.

    De Inspecteur heeft bij uitspraak het tegen de aanslag gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.

    Het Hof heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de Inspecteur vernietigd, het bezwaar alsnog ontvankelijk verklaard en de aanslag gehandhaafd zoals deze door Inspecteur is vastgesteld.

  2. Geding in cassatie

    Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij drie middelen aangevoerd.

    De Staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.

    Belanghebbende heeft de zaak doen toelichten door mr. J.H. Asbreuk, advocaat te Rotterdam.

    De Advocaat-Generaal R.E.C.M. Niessen heeft op 7 oktober 2008 geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie.

    Belanghebbende heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.

  3. Beoordeling van de middelen

    3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.

    3.1.1. Belanghebbende is opgericht in 1995. Blijkens haar statuten stelt zij zich ten doel:

    het verlenen van materiële ondersteuning aan algemeen nut beogende - en andere instellingen als bedoeld in artikel 24 lid 4 van de Successiewet 1956 ten behoeve van projecten of activiteiten binnen de doelstellingen van die instellingen.

    3.1.2. Belanghebbende is aangemerkt als een instelling als bedoeld in artikel 24, lid 4, van de Successiewet 1956 (hierna: de Wet).

    3.1.3. Op 29 november 2001 verkreeg belanghebbende ten titel van schenking het recht op een periodieke uitkering ter waarde van ƒ 375.000.

    3.1.4. Belanghebbendes feitelijke werkzaamheid in 2001 bestond niet uit ondersteuning van kunst en wetenschap. In dat jaar heeft zij ook geen uitgaven gedaan op dat gebied.

    3.1.5. Het Prins Bernard Cultuurfonds (hierna: PBF) en het Nederlandse Rode Kruis (hierna: NRK) genieten een doorlopende kwijtschelding van het recht van schenking op grond van - voor het NRK - het Besluit van 12 maart 1946, nr. 154, S. 13, en - voor het PBF - het Besluit van 19 februari 1947, nr. 80, S. 14 (bevestigd bij Besluit van 6 november 1963, S. 48).

    3.2. Voor het Hof was in geschil of belanghebbende over de onder 3.1.3 bedoelde schenking recht van schenking verschuldigd is. Belanghebbende heeft zich op het standpunt gesteld geen recht van schenking verschuldigd te zijn. Zij heeft daartoe onder meer aangevoerd dat zij gelijk dient te worden behandeld als het PBF en het NRK. Het Hof heeft dit standpunt verworpen. Hiertegen richten zich de middelen I en II.

    3.3.1. Bij de beoordeling van deze middelen dient het volgende te worden vooropgesteld. Vaststaat dat belanghebbende niet in aanmerking komt voor kwijtschelding op grond van artikel 67 van de Wet. Voor zover zij gelijk wil worden behandeld met een instelling die wél in aanmerking komt voor kwijtschelding op grond van dat artikel, kan haar beroep op het gelijkheidsbeginsel niet worden gehonoreerd. In dat geval heeft de ongelijke behandeling immers een grondslag in de wet, die geen ontoelaatbare ongelijke behandeling in zich draagt, en berust die niet op een oogmerk van begunstiging van één van de gevallen.

    3.3.2. De onderdelen 4.3 en 4.4 van 's Hofs uitspraak laten zich aldus verstaan, dat schenkingen aan het PBF, anders dan die aan belanghebbende, in het onderhavige jaar in aanmerking komen voor kwijtschelding van het recht van schenking op grond van artikel 67, lid 1, aanhef en onder 3º, van de Wet. Hiervan uitgaande heeft het Hof, wat er zij van de motivering van zijn oordeel voor het overige, terecht geoordeeld dat belanghebbende niet met succes een beroep kan doen op het gelijkheidsbeginsel. Voor de ongelijke behandeling biedt de Wet immers een grondslag. Voor zover de middelen uitgaan van een andere opvatting, falen zij.

    3.3.3. Belanghebbende voert in de toelichting op middel I, onder verwijzing naar de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 5 april 2006, nr. 04/2575, aan dat het kwijtscheldingsbeleid ten aanzien van het PBF en het NRK een afdoende wettelijke grondslag ontbeert, en dat artikel 67, lid 1, aanhef en onder 3º en 4º, van de Wet bij die instellingen onvoldoende grondslag biedt voor kwijtschelding. Uit 's Hofs uitspraak en de stukken van het geding blijkt echter niet dat belanghebbende hierop reeds voor het Hof een beroep heeft gedaan. Op deze stelling kan dan geen acht worden geslagen, omdat beoordeling van de gegrondheid daarvan een onderzoek van feitelijke aard zou vergen, waarvoor in cassatie geen plaats is. Ook in zoverre kan het middel derhalve niet tot cassatie leiden.

    3.3.4. Middel II verwijt het Hof niet te hebben getoetst of het PBF voldoet aan de eisen van artikel 67, lid 1, aanhef en onder 3º, van de Wet. Het Hof was echter niet tot zo'n toetsing gehouden, nu beide partijen ervan uitgingen dat het PBF aan die eisen voldeed. Het middel faalt.

    3.4. De middelen falen ook voor het overige. Zulks behoeft, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen in zoverre niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

  4. Proceskosten

    De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten

  5. Beslissing

    De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.

    Dit arrest is gewezen door de vice-president J.W. van den Berge als voorzitter, en de raadsheren A.R. Leemreis, J.W.M. Tijnagel, A.H.T. Heisterkamp en P.M.F. van Loon, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 26 februari 2010.

    Nr. 44 065

    Mr. Niessen

    Derde Kamer B

    Successierecht 2001

    Conclusie inzake

    X Stichting

    tegen

    Staatssecretaris van Financiën

    7 oktober 2008

    1 Inleiding

    1.1 Aan belanghebbende, X Stichting (hierna: de Stichting), is voor het jaar 2001 een aanslag in het schenkingsrecht opgelegd van f 41.250 (€ 18.718) naar een verkrijging van f 375.000 met toepassing van een tarief van 11%, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.

    1.2 De Inspecteur heeft belanghebbende bij die uitspraak ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard en haar bij brief van 4 december 2002 van die fout op de hoogte gesteld.

    1.3 Belanghebbende is tegen de uitspraak in beroep gekomen bij Hof 's-Hertogenbosch. Het Hof heeft op 25 april 2007, onder nr. 03/00477 uitspraak gedaan in deze zaak. Het Hof heeft de aanslag, na belanghebbende alsnog ontvankelijk te hebben verklaard in haar bezwaar, gehandhaafd.

    1.4 Belanghebbende heeft tegen die uitspraak op regelmatige wijze beroep in cassatie ingesteld. De staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft hierop een conclusie van repliek ingediend.

    1.5 In geschil is of aan belanghebbende, op grond van het gelijkheidsbeginsel, evenals aan het Prins Bernhard Cultuur Fonds (hierna: PBCF) en het Nederlands Rode Kruis (hierna: NRK) kwijtschelding van het recht over door haar verkregen schenkingen dient te worden verleend.

    1.6 Heden concludeer ik eveneens in de zaken met de nummers 43 270, 43 475, 44 064 en 08/01361, waarin dezelfde rechtsvraag aan de orde is. Ik heb die vraag behandeld in een bij elke conclusie gevoegde bijlage.

    2 Feiten

    2.1 Belanghebbende is opgericht op 27 december 1995 met het doel:

    "[...] het verlenen van materiële ondersteuning van algemeen nut beogende - en andere instellingen als bedoeld in artikel 24 lid 4 van de Successiewet 1956 ten behoeve van projecten of activiteiten binnen de doelstellingen van die instellingen."

    2.2 Belanghebbende is erkend als algemeen nut beogende instelling (hierna: anbi) als bedoeld in artikel 24, lid 4, Successiewet 1956 (tekst 1990, hierna: SW).

    2.3 Door het Hof is vastgesteld dat haar feitelijke werkzaamheid in 2001 niet bestond uit ondersteuning van kunst en wetenschap. Voorts is vastgesteld dat in 2001 geen uitgaven zijn gedaan op het gebied van kunst en wetenschap.

    2.4 Op 29 november 2001 ontving belanghebbende ten titel van schenking het recht om gedurende vijf jaar elk jaar f 100.000 te ontvangen. De waarde van het recht op deze periodieke uitkeringen bedraagt f 375.000.

    3 Geschil

    3.1 Voor het Hof was in geschil het antwoord op de volgende vraag:

    '3.1 (...) Wordt belanghebbende op ongeoorloofde wijze gediscrimineerd, indien aan haar geen tegemoetkoming wordt verleend met betrekking tot het wegens de schenking verschuldigde recht?'

    '4.2 (...) Niet in geschil is dat de onderwerpelijke schenking niet voldoet aan de in artikel 67, lid 1, ten derde, van de SW, gestelde wettelijke eis dat de stichting uitsluitend of nagenoeg uitsluitend de bevordering van kunst of wetenschap ten doel heeft. Volgens belanghebbende leidt het stellen van die eis echter tot ongeoorloofde discriminatie.'

    3.2 Belanghebbende stelde primair dat haar geval rechtens en feitelijk op één lijn te stellen is met het geval van het PBCF, dan wel alle overige of andere gevallen van artikel 67, lid 1, onder 3°, SW, en dat zij daarom op dezelfde wijze als het PBCF moet worden behandeld.

    3.3 Het Hof oordeelde dienaangaande als volgt:

    '4.3. (...). De Inspecteur bestrijdt dit, naar het oordeel van het Hof terecht, met een verwijzing naar een feitelijke verschil in strekking. De schenking strekt duurzaam tot steun aan alles wat ten algemenen nutte is, terwijl de vele schenkingen aan het PBCF of vergelijkbare instellingen nagenoeg uitsluitend strekken tot bevordering van kunst of wetenschap. De gevallen zijn niet gelijk.

    Bovendien ontving belanghebbende in 2001 een grote schenking, terwijl het PBCF al vele jaren vele kleine schenkingen ontvangt. Er is dus, naar de Inspecteur onweersproken heeft gesteld, ook een...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT