Eerste aanleg - meervoudig van Rechtbank Midden-Nederland, 16 de Mayo de 2013

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak16 de Mayo de 2013
Uitgevende instantie:Rechtbank Midden-Nederland

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht

Zittingslocatie Utrecht

Parketnummer: 16/701248-12 (P)

vonnis van de meervoudige strafkamer van 16 mei 2013

in de strafzaak tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1980],

ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres

[woonplaats], [adres],

thans gedetineerd te PI Utrecht, HvB Wolvenplein.

  1. Het onderzoek ter terechtzitting

    Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van laatstelijk 19 en 23 april en 2 mei 2013. De zaak is tegelijk maar niet gevoegd behandeld met de zaken tegen medeverdachten [medeverdachte 1] met parketnummer 16/701237-12 en [medeverdachte 2] met parketnummer 16/701238-12.

    De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de advocaten, mr. J-H.L.C.M. Kuijpers en mr. M. van Dam, naar voren hebben gebracht.

  2. Tenlastelegging

    De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

    De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:

    feit 1: op 15 juli 2012 te Utrecht [slachtoffer] heeft vermoord, dan wel opzettelijk van het leven heeft beroofd;

    feit 2: op 15 juli 2012 te Utrecht heeft geprobeerd om [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] te vermoorden, dan wel opzettelijk van het leven te beroven;

    feit 3: op 15 juli 2012 te Utrecht een vuurwapen en munitie voorhanden heeft gehad;

    feit 4: op 16 juli 2012 te Utrecht opzettelijk 472,88 gram hasj aanwezig heeft gehad.

  3. Voorvragen

    De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

  4. Waardering van het bewijs

    4.1 Het standpunt van de officier van justitie

    De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 impliciet subsidiair, 2 impliciet subsidiair, 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan en baseert zich daarbij, kort weergegeven, op het volgende.

    Ten aanzien van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten: de verklaring van verdachte, de verklaringen van medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2], het sectierapport, het forensisch onderzoek en de verklaringen van de getuigen [getuige 1], [getuige 2] en [getuige 3]. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan doodslag op [slachtoffer ] en aan poging tot doodslag op [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]. Daarbij heeft hij gebruik gemaakt van een vuurwapen en munitie.

    Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde feit: de bevindingen naar aanleiding van de doorzoeking van de woning van verdachte en het onderzoek naar de aangetroffen hasj.

    4.3 Het standpunt van de verdediging

    De verdediging is ten aanzien van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten van mening dat verdachte dient te worden vrijgesproken van (poging tot) moord, omdat niet kan worden bewezen dat er sprake was van voorbedachte raad.

    Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde feit heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

    Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde feit heeft de verdediging vrijspraak bepleit. De verdediging verwijst daarbij naar de verklaring van verdachte ter terechtzitting.

    4.4 Het oordeel van de rechtbank

    4.4.1 Het bewijs

    4.4.1.1 Ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3

    De rechtbank baseert haar oordeel op de hierna volgende bewijsmiddelen.

    Verdachte heeft verklaard dat hij op 15 juli 2012 in een auto (een Seat met kenteken [kenteken]) zat die stond geparkeerd op de [adres] te Utrecht, nabij het portiek van de [adres]. Verdachte pakte een vuurwapen in zijn hand en is uitgestapt en in de richting van het portiek gelopen. Hij zag vervolgens drie personen uit de portiek van de flat komen. Zij liepen dicht bij elkaar. Achteraf bleken dat te zijn: [slachtoffer ], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1]. Verdachte schoot van een afstand van drie tot vier meter drie tot vijf keer in hun richting. [slachtoffer ] viel neer. Verdachte gaat ervan uit dat het niet anders kan dan dat hij de persoon was die [slachtoffer ] heeft neergeschoten. Verdachte heeft aanvullend verklaard dat hij richtte op alle drie de jongens: ze stonden op een kluitje.

    Medeverdachte en getuige [medeverdachte 2] heeft verklaard dat toen ze (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 2], [slachtoffer ] en [medeverdachte 1]) via de traphal naar buiten kwamen, hij een schot hoorde. [slachtoffer ] viel neer en [medeverdachte 2] zag dat er een man buiten stond die een vuurwapen op hen richtte. De man schoot nogmaals.

    Op het trottoir voor het portiek van de [adres] werd vervolgens een man liggend op zijn rug aangetroffen. De man was overleden.

    Die man bleek [slachtoffer ] te zijn.

    Blijkens pathologisch onderzoek is het slachtoffer overleden als gevolg van bij leven opgelopen uitwendig perforerend inwerkend geweld, te weten een doorschotverwonding op het lichaam. Er was een schotwond dwars door de borstkas.

    Op de plaats delict zijn door de politie verschillende munitiedelen aangetroffen, waaronder munitiedelen van het type Geco .45 en van het kaliber 9 mm. Nabij de Seat met kenteken [kenteken] zijn twee hulzen en een patroon van het type Geco .45 aangetroffen.

    Uit onderzoek van het NFI naar de schotverwonding van het slachtoffer [slachtoffer ] blijkt het volgende. De kenmerken van de schotbeschadigingen van patronen van het kaliber .45 ACP in de huidsimulant passen iets beter bij de kenmerken van de schotverwonding in de borst van het slachtoffer, dan de kenmerken van de schotbeschadigingen in de huidsimulant van patronen van het kaliber 9 mm Browning Kort.

    Uit onderzoek van het NFI naar de hulzen van het type .45 Geco blijkt het volgende. De bevindingen van het vergelijkend hulsonderzoek zijn zeer veel waarschijnlijker wanneer de hulzen zijn verschoten met één en hetzelfde vuurwapen dan wanneer de hulzen zijn verschoten met twee vuurwapens van hetzelfde kaliber met dezelfde systeemkenmerken. De systeemsporen in de twee hulzen passen bij een (semi-)automatisch werkend pistool van het merk Colt, model 1911, en bij pistolen die daarvan zijn afgeleid.

    4.4.1.2 Ten aanzien van feit 4

    Op 16 juli 2012 is bij de doorzoeking van een woning op de [adres] te [woonplaats] een tas aangetroffen met daarin drie plakken van een samengeperst bruine substantie, elk verpakt in een transparante folie.

    De tas werd aangetroffen in de bovenla van de rechteronderkast in de keuken.

    De 472,88 gram bruine, samengeperste substantie werd door verbalisanten herkend als hasj, een vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep. De substantie testte positief op THC, zijnde de werkzame stof in hasj.

    Verdachte heeft verklaard dat hij woonachtig is op de [adres] te [woonplaats].

    4.4.2 Aanvullende overwegingen

    4.4.2.1 Ten aanzien van de feiten 1 en 2

    De rechtbank zal de verdachte vrijspreken van de moord op [slachtoffer ] en van de poging tot moord op [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] nu de rechtbank – met de officier van justitie en de verdediging – van oordeel is dat niet kan worden bewezen dat er sprake was van voorbedachte raad. Niet kan worden vastgesteld dat verdachte heeft gehandeld na kalm beraad en rustig overleg.

    De rechtbank acht wel bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan doodslag op [slachtoffer ] en aan poging tot doodslag op [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]. Wanneer iemand van een zeer korte afstand met een vuurwapen schiet in de richting van een groep van drie personen die dicht bij elkaar staan is het opzet van die persoon zozeer gericht op een bepaald gevolg – te weten de dood van één of meer van die personen – dat er sprake is van doodslag. In het geval van [slachtoffer ] heeft het schieten door verdachte ook daadwerkelijk tot diens dood geleid. In het geval van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] is het bij een poging gebleven, omdat zij niet zijn geraakt. Dat zij niet zijn geraakt is echter toeval geweest, zo blijkt uit de verklaring van verdachte. Hij heeft op hen alle drie gericht.

    4.4.2.3 Ten aanzien van feit 3

    Het pistool waarmee verdachte heeft geschoten is niet teruggevonden. Wel blijkt uit de door de rechtbank onder 4.4.1.1 aangehaalde bewijsmiddelen dat verdachte heeft geschoten met een (semi-)automatisch pistool van het merk Colt, model 1911 en kaliber .45.

    Een dergelijk pistool valt naar het oordeel van de rechtbank niet onder categorie II van de Wet wapens en munitie en is aldus een vuurwapen van categorie III van de Wet wapens en munitie. De daarbij behorende munitie valt daardoor noodzakelijkerwijs eveneens onder...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT