Eerste aanleg - meervoudig van Centrale Raad van Beroep, 16 de Mayo de 2013

Datum uitspraak16 de Mayo de 2013
Uitgevende instantie:Centrale Raad van Beroep

11/4413 WUV

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

In het geding tussen:

Partijen:

[A. te B.] (appellante)

de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (verweerder)

Datum uitspraak: 16 mei 2013

PROCESVERLOOP

Appellante heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 8 juli 2011, kenmerk BZ01314466 (bestreden besluit). Dit besluit betreft de toepassing van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (Wuv).

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend en enkele vragen van de Raad beantwoord.

Appellante heeft nog nader gereageerd.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 april 2013. Appellante is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. G.E. Eind.

OVERWEGINGEN

  1. De Raad gaat uit van de volgende hier van belang zijnde feiten en omstandigheden.

    1.1. Bij besluit van 30 mei 2008 heeft verweerder erkend dat appellante vervolging in de zin van de Wuv heeft ondergaan en dat ze psychische klachten heeft die met die vervolging in verband staan. Hierbij zijn aan haar toegekend een vergoeding voor huishoudelijke hulp en een tegemoetkoming in de kosten van deelname aan het maatschappelijk verkeer.

    1.2. In november 2010 heeft appellante een aanvraag ingediend voor een bijdrage in de kosten van het reguleren van haar gebit. Na advisering door de tandheelkundig adviseur van verweerder, M. Schächter, en de geneeskundig adviseur R.J. Roelofs, is hierop afwijzend beslist bij besluit van 23 maart 2011. Bij het bestreden besluit heeft verweerder deze afwijzing na gemaakt bezwaar gehandhaafd, nadat opnieuw medisch advies was ingewonnen. Hierbij is overwogen dat de gebitsproblemen van appellante een gevolg zijn van parodontale problemen, die pas zijn begonnen in 1990 en toen hebben geleid tot behandeling. De gebitsproblemen in 1950 waren voornamelijk van orthodontische aard. Gezien het moment van het ontstaan van de klachten, zeer veel jaren na de vervolging, is een verband met de vervolging niet aanvaard.

  2. Appellante voert aan dat zij al in 1960 parodontale problemen had, nu terugtrekkend tandvlees de reden was voor het trekken van haar vier voortanden toen. Parodontologische behandeling bestond toen nog niet in Nederland en kwam voor haar te laat.

  3. Verweerder heeft zich geschaard achter het ook in beroep gehandhaafde standpunt van de tandheelkundig adviseur Schächter, inhoudende dat uit het feit dat er nu bijna geen kaakwal meer in de bovenkaak aanwezig is het beginmoment van de parodontale...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT