Raadkamer van Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 24 de Mayo de 2013
Spreker | gepubliceerd |
Datum uitspraak | 24 de Mayo de 2013 |
Uitgevende instantie: | Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden |
K12/0308
Uitspraak d.d. 24 mei 2013
Beschikking
inzake
[klagers],
domicilie kiezende ten kantore van hun gemachtigde,
klagers,
bijgestaan door mr L. Zegveld, advocaat te Amsterdam,
tegen
[beklaagde],
domicilie kiezende ten kantore van zijn advocaat,
beklaagde,
bijgestaan door mr R.W.J. Kerckhoffs, advocaat te Breda.
Op 20 september 2012 is ter griffie van het hof een klaagschrift binnengekomen van klagers. Het klaagschrift richt zich tegen de beslissing van de officier van justitie te Utrecht om tegen beklaagde geen strafvervolging in te stellen.
Het hof heeft kennisgenomen van het ambtsbericht van de officier van justitie mr A.M.F. van Veghel en de officier van justitie mr W.J. Koreman te Utrecht van 8 januari 2013 (per abuis gedateerd 8 januari 2012), het schriftelijk verslag van de advocaat-generaal van 20 december 2012 en de overige op deze zaak betrekking hebbende stukken.
Op 16 april 2013 is de zaak in raadkamer van dit hof behandeld. Bij de behandeling waren van de zijde van klagers en de gemachtigde van klagers mr L. Zegveld en van de zijde van beklaagde en zijn advocaten mr R.W.J. Kerckhoffs en mr J.N. de Boer, alsmede de advocaat-generaal aanwezig. Zij zijn in raadkamer gehoord.
De advocaat-generaal heeft, in overeenstemming met haar schriftelijk verslag, geconcludeerd tot ongegrondverklaring van de klacht.
Het beklag
Klagers hebben op 26 april 2011 aangifte gedaan van onder meer (passieve) omkoping van een rechter dan wel (passieve) ambtelijke omkoping, gepleegd door beklaagde in de periode van 1994 tot 26 april 2011. Voor wat betreft de feiten verwijst het hof naar het aan deze beschikking in kopie gehechte ambtsbericht van de officieren van justitie.
De officier van justitie Van Veghel heeft de gemachtigde van klagers bij brief van 4 juli 2012 meegedeeld dat beklaagde niet vervolgd zal worden, omdat er naar de mening van het openbaar ministerie voor deze feiten sprake is van onvoldoende bewijsrechtelijke grond voor een strafrechtelijke vervolging.
De beoordeling van het beklag
Klagers kunnen als rechtstreeks belanghebbenden worden beschouwd en zijn derhalve ontvankelijk in hun beklag.
Klagers hebben aangifte gedaan van omkoping van beklaagde door de broers [persoon 1] en [persoon 2]. Beklaagde was van 1986 tot 2003 rechter bij de rechtbank Den Haag, daarna is hij enige jaren directeur van de NMA geweest.
Kort gezegd is er vanaf 1994 onenigheid ontstaan tussen de familie [klager] en aan hen gelieerde vennootschappen enerzijds en...
Om verder te lezen
PROBEER HET UIT