Hoger beroep van Court of Appeal of 's-Gravenhage (Netherlands), 14 de Marzo de 2012

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak14 de Marzo de 2012
Uitgevende instantie:Court of Appeal of 's-Gravenhage (Netherlands)

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE

Sector Civiel recht

Uitspraak : 14 maart 2012

Zaaknummer : 200.085.447.01

Rekestnrs. rechtbank : FA RK 09-8869 - FA RK 09-8870

[verzoekster],

wonende te [woonplaats],

verzoekster in hoger beroep, tevens verweerster in incidenteel appel,

hierna te noemen: de moeder,

advocaat mr. K.H. May te Dordrecht,

tegen

[verweerder],

wonende te [woonplaats],

verweerder in hoger beroep, tevens verzoeker in incidenteel appel,

hierna te noemen: de man,

advocaat mr. A. Harent te Dordrecht.

Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering zijn in de procedure gekend:

de raad voor de kinderbescherming,

regio Zuid-Holland Zuid en Zeeland,

locatie Dordrecht,

hierna te noemen: de raad.

VERDER PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP

Het hof heeft op 31 augustus 2011 een tussenbeschikking gewezen, waarvan de inhoud als hier herhaald en ingelast dient te worden beschouwd. Bij die beschikking is onder meer de bestreden beschikking bekrachtigd voor zover daarbij aan de man vervangende toestemming tot erkenning van de minderjarige is verleend. Voorts is de bestreden beschikking vernietigd voor zover de omgang tussen de man en de minderjarige is ontzegd en zijn partijen verwezen naar het Rotterdams Omgangshuis voor begeleide omgang tussen de man en de minderjarige. De zaak is pro forma aangehouden tot 25 februari 2012.

Op 9 december 2011 is bij het hof het door het Rotterdams Omgangshuis op 8 december 2011 opgemaakte rapport, met als bijlage de brief van de moeder aan het Rotterdams Omgangshuis van 26 oktober 2011, ingekomen.

Op 9 februari 2012 is de mondelinge behandeling van de zaak voortgezet.

Verschenen zijn:

- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;

- de man, bijgestaan door mr. R.A.A.H. van Leur;

- mevrouw T. Philippart namens de raad.

VERDERE BEOORDELING VAN HET PRINCIPALE EN HET INCIDENTE¬LE HOGER BEROEP

  1. In geschil is thans nog de omgang tussen de man en de minderjarige.

  2. Het Rotterdams Omgangshuis heeft te kennen gegeven dat het niet is gelukt begeleide omgang te starten, aangezien de moeder heeft aangegeven niet mee te zullen werken aan het traject in het omgangshuis.

  3. De moeder stelt in haar brief aan het omgangshuis niet mee te kunnen werken aan de begeleide omgang aangezien zij niet kan instemmen met de contractuele voorwaarden die het Rotterdams Omgangshuis hanteert. Zo kan zij onder meer niet akkoord gaan met de doelstelling, te weten het tot stand brengen van een zelfstandige omgangsregeling...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT