Wraking van Centrale Raad van Beroep, 22 de Mayo de 2013
Datum uitspraak | 22 de Mayo de 2013 |
Uitgevende instantie: | Centrale Raad van Beroep |
11/800 AW-W, 11/3148 AW-W, 11/3149 AW-W, 11/3150 AW-W
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Beslissing op het verzoek op grond van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gedaan door
[A. te B.] (verzoeker)
Datum uitspraak 22 mei 2013.
PROCESVERLOOP
Verzoeker heeft bij beroepschrift van 27 januari 2011 hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 17 december 2010, 10/390, in het geding tussen verzoeker en het college van dijkgraaf en heemraden van het Waterschap Rivierenland (college).
Namens verzoeker heeft mr. S. Levelt, advocaat, bij brief van 19 mei 2011 herziening verzocht van de uitspraak van de Raad van 22 april 2010, 09/2631 AW, 09/3019 AW en 09/5373 AW.
Tijdens het onderzoek ter zitting op 4 april 2013 heeft verzoeker verzocht om wraking van de behandelend rechter N.J. van Vulpen-Grootjans (mr. Van Vulpen), waarna de zitting is geschorst.
Verzoeker en mr. Van Vulpen zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord ter zitting van de Raad op 25 april 2013. Verzoeker is daar verschenen. Mr. Van Vulpen heeft bij brief van 16 april 2013 meegedeeld dat zij niet in de wraking berust en dat zij geen gebruik maakt van de gelegenheid te worden gehoord. Voor het college is mr. A.G. Kerkhof verschenen.
OVERWEGINGEN
-
De Raad bespreekt eerst het ter zitting gedane verzoek om wraking van de rechters die zitting hebben in de wrakingskamer en daarna de verzoeken om wraking van de Raad als zodanig en mr. Van Vulpen in het bijzonder. De afdeling 8.1.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is op deze wrakingsverzoeken van overeenkomstige toepassing.
1.1. Artikel 8:15 van de Awb bepaalt dat op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden. Blijkens de memorie van toelichting bij artikel 8:15 van de Awb is de ratio van het instituut van wraking gelegen in het waken tegen inbreuken op de rechterlijke onpartijdigheid.
1.2. Aan het verzoek om wraking van de rechters die zitting hebben in de wrakingskamer zijn geen op de persoon van die rechters betrekking hebbende feiten en omstandigheden naar voren gebracht, waarin een bezwaar zou zijn gelegen tegen behandeling van het wrakingsverzoek door die rechters. Het verzoek om wraking van de wrakingskamer is gebaseerd op het standpunt van verzoeker dat het instituut de Centrale Raad van Beroep niet in staat is zijn zaak op...
Om verder te lezen
PROBEER HET UIT