Hoger beroep van Centrale Raad van Beroep, 22 de Mayo de 2013
Datum uitspraak | 22 de Mayo de 2013 |
Uitgevende instantie: | Centrale Raad van Beroep |
11/3721 INBURG
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Dordrecht van
17 mei 2011, 10/857 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[A. te B.] (appellante)
de Bestuurscommissie Sociale Dienst Drechtsteden, thans het Drechtstedenbestuur (Drechtstedenbestuur)
Datum uitspraak 22 mei 2013.
PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
Het Drechtstedenbestuur heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 april 2013. Appellante heeft zich laten vertegenwoordigen door [G.]. Het Drechtstedenbestuur heeft zich laten vertegenwoordigen door M. Euser.
OVERWEGINGEN
-
Bij besluit van 6 juli 2010 (bestreden besluit) heeft de Bestuurscommissie Sociale Dienst Drechtsteden het besluit van 24 maart 2010 waarbij de inburgeringsvoorziening voor appellante op grond van de Wet inburgering (Wi) is vastgesteld gehandhaafd.
-
De vaststelling van de inburgeringsvoorziening ten tijde van het bestreden besluit was ingevolge artikel 22, eerste lid, van de Wi opgedragen aan het college van burgemeester en wethouders.
-
Desgevraagd heeft het Drechtstedenbestuur gesteld dat het college van burgemeester en wethouders van Dordrecht de bevoegdheid tot het vaststellen van de inburgeringsvoorziening heeft gedelegeerd aan het bij de Gemeenschappelijke regeling Drechtsteden ingestelde openbaar lichaam Drechtsteden (Drechtsteden). Ten tijde van het bestreden besluit was de uitvoering van deze bevoegdheid opgedragen aan de Bestuurscommissie Sociale Dienst Drechtsteden. Sinds de wijziging van de Gemeenschappelijke regeling Drechtsteden per 1 januari 2011 is de uitvoering van deze bevoegdheid opgedragen aan het Drechtstedenbestuur.
4.1. De Raad volgt het Drechtstedenbestuur niet in het standpunt dat de bevoegdheid tot het vaststellen van de inburgeringsvoorziening is gedelegeerd aan de Drechtsteden.
4.2. In de door het Drechtstedenbestuur op verzoek van de Raad overgelegde Gemeenschappelijke regeling Drechtsteden, zoals deze luidde ten tijde van het bestreden besluit, is in artikel 5, eerste lid, aanhef en onder b, voor zover hier van belang, bepaald dat Drechtsteden de taken vervult welke bij afzonderlijk eensluidend besluit van het (de) bevoegde bestuursorga(a)n(en) van alle gemeenten aan Drechtsteden zijn gedelegeerd en door de Drechtraad zijn aanvaard.
4.3. Een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Dordrecht...
Om verder te lezen
PROBEER HET UIT