Hoger beroep van Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 21 de Mayo de 2013

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak21 de Mayo de 2013
Uitgevende instantie:Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Sector strafrecht

Parketnummer: 21-004365-10

Uitspraak d.d.: 21 mei 2013

TEGENSPRAAK

Promis

Verkort arrest van de economische kamer

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Zutphen van 30 november 2010 in de strafzaak tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1979,

wonende te [adres].

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 30 oktober 2012, 13 november 2012, 5 februari 2013, 7 mei 2013 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I). Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn mr E.N. Bouwman en mr J. de Haan, advocaten te Utrecht, naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van het hoger beroep

Verdachte is bij vonnis waarvan beroep vrijgesproken van het onder 2 tenlastegelegde feit. Hoger beroep tegen deze gegeven vrijspraak staat niet open. Het hof zal verdachte daarom in zoverre niet-ontvankelijk verklaren.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De procesgang in hoger beroep

Het hof heeft bij tussenarrest van 13 november 2012 als volgt overwogen en beslist.

“De officier van justitie heeft ter terechtzitting van de rechtbank te Zutphen van 25 april 2007 wijziging van de tenlastelegging gevorderd. De wijziging is door de rechtbank toegelaten. De vordering wijziging tenlastelegging zoals die in het dossier van het hof aanwezig is ziet op een aantal tekstuele punten ter zake van zowel feit 1 primair als feit 1 subsidiair.

De tenlastelegging zoals de rechtbank deze na de wijziging heeft opgenomen in het vonnis bevat, naast deze tekstuele wijzigingen, ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde echter ook een groot aantal wijzigingen in de vermeldingen van de personen die bewogen zouden zijn tot de afgifte van geldbedragen. Daarnaast is het subsidiair tenlastegelegde feit in het vonnis in het geheel niet opgenomen.

Een vordering tot wijziging van de tenlastelegging in die zin dat de tenlastelegging komt te luiden zoals de rechtbank deze in haar vonnis heeft opgenomen, ontbreekt in het dossier.” Het hof heeft de advocaat-generaal verzocht om duidelijkheid te geven over de inhoud van de tenlastelegging.

Ter terechtzitting van 5 februari 2013 is door de advocaat-generaal een aantal stukken overgelegd afkomstig van de officier van justitie in eerste aanleg. Deze stukken verschaften echter nog steeds niet de gewenste duidelijkheid.

Ter terechtzitting van 7 mei 2013 is vervolgens door het hof bij de stukken in de onderhavige zaak gevoegd een fotokopie van de door de raadsman in de zaak tegen de medeverdachte aan het hof getoonde origineel van het door de griffier van de rechtbank gewaarmerkte afschrift van de wijzigingen naar aanleiding van de door het openbaar ministerie in eerste aanleg in de zaak tegen de verdachte gevorderde en door de rechtbank toegelaten wijziging van de tenlastelegging aan het hof. Bovendien heeft de advocaat-generaal in die zin nog een wijziging van de tenlastelegging gevorderd, welke wijziging is toegestaan door het hof.

De tenlastelegging

Aan verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep – tenlastegelegd dat:

  1. hij in of omstreeks de periode van 1 september 2003 tot en met 24 mei 2004 te Putten en/of Velserbroek, althans in Nederland,

    tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen,

    met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, (onder andere) de hierna genoemde personen heeft/hebben bewogen tot afgifte van één of meer geldbedragen (zoals telkens genoemd na de persoon)

    - [slachtoffer 1] (inleg € 440.000,-) en/of

    - [slachtoffer 2] (inleg € 24.000,-) en/of

    - [slachtoffer 3] (inleg € 50.000,-),

    - [slachtoffer 4] (inleg € 45.000,-)

    in elk geval enig goed, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven – valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid een brochure [D-101 e.v.] opgesteld en verspreid waarin stond opgenomen en/of bijeenkomsten aan voornoemde personen voorgehouden dat:

    - aan het uitlenen van geld aan [stichting X] geen risico’s verbonden waren, en/of

    - dat de inleg verzekerd was tegen koersrisico’s en/of

    - dat het ingelegde geld (alleen) zou worden besteed aan overbruggingskredieten voor particulieren, en/of

    - dat het ingelegde geld juridisch bezit van [stichting X] zou blijven,

    waardoor voornoemde personen werden bewogen tot bovenomschreven afgifte.

    Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

    De geldigheid van de dagvaarding en ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in verband met de tenlasteleging

    Standpunt verdediging

    De verdediging heeft ter terechtzitting van 5 februari 2013 betoogd dat de tenlastelegging nietig is omdat na de behandeling van de zaken ter terechtzitting van 30 oktober 2012, ter terechtzitting van 5 februari 2013 en ter terechtzitting van 7 mei 2013 nog steeds onduidelijkheid bestaat over de exacte inhoud van de tenlastelegging omdat de originele wijzigingen van de tenlasteleggingen in het dossier van het hof ontbreken.

    Verder is verzocht om het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in de vervolging omdat de inhoud van de tenlastelegging onvoldoende zou blijken.

    Standpunt openbaar ministerie

    De advocaat-generaal heeft het standpunt ingenomen dat de dagvaarding voor alle partijen duidelijk is en dat van nietigheid geen sprake is.

    Voor zover is betoogd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk is in de vervolging omdat de inhoud van de tenlastelegging onvoldoende zou blijken heeft de advocaat-generaal zich op het standpunt gesteld dat dit niet opgaat, nu de wijziging van de vordering van de tenlastelegging zoals die in eerste aanleg heeft plaatsgevonden, door de raadsman is overgelegd ter terechtzitting van 7 mei 2013.

    Oordeel hof

    Het hof verwerpt het verweer. Het hof heeft moeten constateren dat zich – ook na navraag bij de rechtbank – in het dossier geen vordering wijziging van de tenlastelegging bevindt, zoals deze blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting wel is gedaan en toegelaten en overeenkomstig de wettelijke voorschriften aan de verdediging kenbaar is gemaakt. Door mr Bouwman is ter terechtzitting van 7 mei 2013 het origineel van het door de griffier van de rechtbank gewaarmerkte afschrift van de wijzigingen naar aanleiding van de door het openbaar ministerie in eerste aanleg in de zaak tegen de medeverdachte gevorderde en door de rechtbank toegelaten wijziging van de tenlastelegging aan het hof getoond. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie hiervan is op last van het hof aan de stukken in deze zaak toegevoegd en in het dossier opgenomen. Het hof stelt op grond van dat stuk, de (nagenoeg) gelijkluidendheid van de tenlasteleggingen in de zaken tegen verdachte en de medeverdachte vóór wijziging, de tekst van de tenlastelegging zoals die in het vonnis van de rechtbank is opgenomen en de door de advocaat-generaal gevorderde en door het hof toegelaten wijziging van de tenlastelegging, vast dat de tenlastelegging zo luidt als hierboven weergegeven. Het hof is van oordeel dat de inhoud van de tenlastelegging voldoende duidelijk is. Het hof heeft hierbij mede betrokken het gegeven dat gedurende de gehele procedure niet is gebleken dat op enig punt onduidelijkheid bestond bij de verdachte over het verwijt dat hem werd gemaakt en waartegen hij zich diende te verdedigen.

    Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie

    Standpunt verdediging

    De verdediging heeft gesteld dat [getuige 1], [getuige 2] en [getuige 3] op 13 mei 2005 te Zuid-Afrika zijn gehoord als getuigen. Vervolgens is op diezelfde dag aan [getuige 1] toegezegd dat hij in Nederland niet vervolgd zal worden en dat de door hem afgelegde verklaring evenmin aan de Zuid-Afrikaanse autoriteiten zal worden gezonden. Gesteld is dat het niet anders kan dan dat er afspraken zijn gemaakt tussen het openbaar ministerie en [getuige 1] en dat het openbaar ministerie de vervolging al vanaf dat moment volledig heeft gericht op de verdachte en de medeverdachte, hetgeen in strijd is met het gelijkheidsbeginsel en de beginselen van een goede procesorde. Verzocht is om het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in de vervolging.

    Standpunt openbaar ministerie

    De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in de vervolging van de verdachte. Het gelijkheidsbeginsel is volgens de advocaat-generaal niet geschonden. De reden om [getuige 1] niet te vervolgen kan gelegen zijn in de omstandigheid dat hij in Nederland geen strafbare feiten heeft gepleegd en als getuige is gehoord in het kader van het rechtshulpverzoek dat Nederland aan Zuid-Afrika heeft gedaan. Noch het...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT