Raadkamer van Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 30 de Mayo de 2013

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak30 de Mayo de 2013
Uitgevende instantie:Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

K 13/0405

Beschikking op het beklag als bedoeld in artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering

inzake

[Klager],

cadet,

woonplaats kiezende ten kantore van zijn gemachtigde,

klager,

bijgestaan door mr S.M. Diekstra, advocaat te Den Haag,

tegen

[Beklaagde 9],

Op 4 december 2012 is ter griffie van het hof een klaagschrift binnengekomen van klager. Het klaagschrift richt zich tegen de beslissing van de officier van justitie, OM regio Arnhem-Zutphen, om tegen beklaagde en 11 anderen geen strafvervolging in te stellen.

Bij beschikking van 30 mei 2013 heeft de militaire kamer van dit hof zich onbevoegd verklaard om kennis te nemen van het beklag voor zover het beklaagde betrof.

Het hof heeft kennisgenomen van het ambtsbericht van de officier van justitie te Arnhem, het schriftelijk verslag van de advocaat-generaal en de overige op deze zaak betrekking hebbende stukken.

Het beklag

Klager heeft bij de Koninklijke Marechaussee aangifte gedaan van racistische gedragingen en discriminatoire uitingen door de [beklaagden 1 en 2], bedreiging door de [beklaagde 3] en van het tolereren en niet optreden tegen de racistische gedragingen en discriminatoire uitingen door de [beklaagden 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11 en 12].

[Beklaagde 1] zou gezegd hebben: “De KMA is een Arisch instituut en ik ben daar erg trots op.”

[Beklaagde 2] zou klager ervan hebben beschuldigd dat hij (klager) vrouwen anders behandelde vanwege zijn religieuze achtergrond en zou hebben gezegd: “De profeet Mohammed neukt een geit en vervolgens gaat Fatima hem lekker pijpen, of niet [klager].”

[Beklaagde 3] zou hebben gezegd: “Als jij niet oppast, dan laat ik jou in infanterietermen zien hoe een vreemde aap neukt.”

De officier van justitie, OM regio Arnhem-Zutphen, heeft besloten geen nader onderzoek te laten verrichten door de Koninklijke Marechaussee, omdat niet gebleken is dat de [beklaagden 1,2 en 3] strafbare feiten hebben gepleegd. Op de andere beklaagden rustte daarom geen aangifteplicht.

In het klaagschrift wordt aangegeven dat de beoordeling van de racistische gedragingen en discriminatoire uitlatingen op basis van artikel 137c van het Wetboek van Strafrecht (verder: Sr) onjuist is, alsmede dat óók getoetst had moeten worden aan de artikelen 147, 266 en 429quater Sr.

Tegen de beslissing terzake de vermeende bedreiging door de [beklaagde 3] en de motivering daarvan zijn door beklaagde geen grieven gericht.

Ontvankelijkheid

Klager heeft aangegeven, dat hij niet religieus is. Ten...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT