Eerste aanleg - enkelvoudig van Council of State (Netherlands), 12 de Junio de 2013

Datum uitspraak12 de Junio de 2013
Uitgevende instantie:Council of State (Netherlands)

201111410/1/A4.

Datum uitspraak: 12 juni 2013

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1. [appellant sub 1], wonend te Someren,

2. [appellant sub 2], wonend te Someren,

en

het college van burgemeester en wethouders van Someren,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 16 september 2011 heeft het college aan [vergunninghouder] een revisievergunning als bedoeld in artikel 8.4, eerste lid, van de Wet milieubeheer verleend voor een agrarisch bedrijf met pluimvee op het perceel [locatie] te Someren.

Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] en [appellant sub 2] beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 maart 2013, waar [appellant sub 1], bijgestaan door ir. A.K.M. van Hoof, [appellant sub 2], vertegenwoordigd door mr. F.K. van den Akker, advocaat te Eindhoven, en het college, vertegenwoordigd door J.H. Maessen en ing. P.M.H. van Mil, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is [vergunninghouder], vertegenwoordigd door [gemachtigde] en mr. J.J.J. de Rooij, advocaat te Tilburg, als partij gehoord.

Overwegingen

1. Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in werking getreden. Bij de invoering van deze wet is een aantal andere wetten gewijzigd. Uit het overgangsrecht van de Invoeringswet Wabo volgt dat de wetswijzigingen niet van toepassing zijn op dit geding. In deze uitspraak worden dan ook de wetten aangehaald, zoals zij luidden voordat zij bij invoering van de Wabo werden gewijzigd.

2. Bij het bestreden besluit is vergunning verleend voor het houden van in totaal 82.000 (groot)ouderdieren van vleeskuikens in opfok (jonger dan 19 weken), verdeeld over zeven stallen die worden voorzien van mixluchtventilatie. Ten opzichte van de onderliggende vergunning ziet het bestreden besluit op een uitbreiding met 42.100 dieren, het oprichten van twee nieuwe stallen en het wijzigen van de bestaande stallen.

Omvang van het geding

3. Ter zitting heeft [appellant sub 1] zijn beroepsgrond over cumulatie van geluidhinder ingetrokken.

Milieueffectrapport

4. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] voeren aan dat het college ten onrechte geen beoordeling heeft gemaakt of een milieueffectrapport moet worden opgesteld (hierna: m.e.r.-beoordeling). Daartoe voeren zij aan dat het college er ten onrechte van uitgaat dat de toename van het aantal hennen onder de drempelwaarde voor het maken van een m.e.r.-beoordeling van 45.000 blijft, omdat de uitbreiding volgens hen op 51.000 hennen ziet. [appellant sub 1] voert in dit verband verder aan dat in de omgeving van de inrichting veel natuurgebieden zijn gelegen en dat het wat ammoniak betreft om een overbelaste situatie gaat. Voorts voert hij aan dat de geurbelasting toeneemt, terwijl in de omgeving veel woningen zijn gelegen.

4.1. Ingevolge artikel 7.2, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wet milieubeheer worden bij algemene maatregel van bestuur de activiteiten aangewezen ten aanzien waarvan het bevoegd gezag moet beoordelen of zij belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben.

Ingevolge het vierde lid worden ter zake van de activiteiten, bedoeld in het eerste lid, onder b, de categorieën van besluiten aangewezen in het kader waarvan het bevoegd gezag krachtens de artikelen 7.17 of 7.19 moet beoordelen of die activiteiten de in dat onderdeel bedoelde gevolgen hebben, en indien dat het geval is, bij de voorbereiding waarvan een milieueffectrapport moet worden gemaakt.

Ingevolge artikel 2, tweede lid, van het Besluit milieu-effectrapportage 1994 (hierna: het Besluit m.e.r.), zoals dat luidde vóór 1 april 2011, worden als activiteiten als bedoeld in artikel 7.2, eerste lid, onder b, van de Wet milieubeheer aangewezen de activiteiten die behoren tot een categorie die in onderdeel D van de bijlage is omschreven.

In categorie 14 van onderdeel D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is als activiteit, waarvoor beoordeeld moet worden of bij de voorbereiding van een besluit een milieueffectrapport moet worden gemaakt, onder meer aangewezen: de oprichting, wijziging of uitbreiding van een inrichting voor het fokken, mesten of houden van pluimvee in gevallen waarin deze activiteit betrekking heeft op 60.000 of meer plaatsen voor mesthoenders.

4.2. Anders dan [appellant sub 1] en [appellant sub 2] kennelijk menen, vallen (groot)ouderdieren van vleeskuikens in opfok onder de categorie mesthoenders nu deze worden gehouden ten behoeve van het voortbrengen van vleeskuikens en dus deel uitmaken van de productielijn van vleeskuikens. In het Besluit m.e.r. zoals dat sinds 1 april 2011 luidt wordt dit bevestigd. In categorie 14 van onderdeel C staat expliciet vermeld dat tot mesthoenders behoren de in de bijlage bij de Regeling ammoniak en veehouderij (hierna: de Regeling) in categorie E3 tot en met E5 genoemde dieren. Categorie E3 ziet op (groot)ouderdieren van vleeskuikens in opfok. Niet in geschil is dat de drempelwaarde van 60.000 voor mesthoenders niet wordt overschreden. De drempelwaarden geven derhalve geen aanleiding voor het opstellen van een m.e.r.-beoordeling.

4.3. De inrichting waarvoor vergunning is verleend is aan te merken als een project als bedoeld in bijlage II van richtlijn 85/337/EEG van de Raad van 27 juni 1985 betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particulieren projecten, zoals gewijzigd bij richtlijn 97/11/EG van de Raad van 3 maart 1997 en bij richtlijn van 2003/35/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 mei 2003 (hierna: de richtlijn).

Zoals de Afdeling heeft overwogen in de uitspraak van 23 maart 2011 dient, gelet op het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen van 15 oktober 2009, Commissie tegen Nederland, C-255/08 (www.curia.europa.eu), door het bevoegd gezag gekeken te worden naar andere factoren als bedoeld in bijlage III van de richtlijn, die aanleiding kunnen geven tot het opstellen van een milieueffectrapport, ook indien de drempelwaarden zoals genoemd in de bijlage bij het Besluit m.e.r. niet worden overschreden.

4.4. Het college stelt dat ten behoeve van de uitbreiding van de inrichting, de vergunningen voor het houden van pluimvee op vier nabijgelegen door [vergunninghouder] geëxploiteerde inrichtingen zijn of zullen worden ingetrokken, zodat de ammoniakemissie per saldo afneemt. Voorts heeft het college gemotiveerd dat de geurbelasting niet zodanig is dat dit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu zal hebben. De Afdeling ziet in hetgeen [appellant...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT