Voorlopige voorziening van Rechtbank 's-Gravenhage, Utrecht, 31 de Octubre de 2008

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak31 de Octubre de 2008
Uitgevende instantie:Utrecht

RECHTBANK DEN HAAG

Zittinghoudende te Utrecht

Sector bestuursrecht

zaaknummer: AWB 08/25654 BEPTDN

uitspraak van de voorzieningenrechter d.d. 31 oktober 2008

inzake

[verzoeker], geboren op [1964], van Turkse nationaliteit,

verzoeker,

gemachtigde: mr. I. Özkara, advocaat te Utrecht,

tegen een besluit van

de Staatssecretaris van Justitie, verweerder.

gemachtigde: mr. H. van Velzen, werkzaam bij de onder verweerder ressorterende Immigratie- en Naturalisatiedienst te Den Haag.

Inleiding

1.1 Aan de orde is het verzoek om een voorlopige voorziening hangende de behandeling van het bezwaarschrift van 15 juli 2008 tegen het besluit van 14 juli 2008 strekkende tot afwijzing van de aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking: "arbeid in loondienst bij NUR Transport B.V. op grond van het Turks Associatie Verdrag".

1.2 Ingevolge artikel 73, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) wordt de werking van het besluit tot afwijzing van de aanvraag niet opgeschort. Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht bij wijze van voorlopige voorziening te bepalen dat uitzetting achterwege dient te blijven, totdat op het bezwaar is beslist.

1.3 Het geding is behandeld ter zitting van 23 oktober 2008, waar verzoeker in persoon is verschenen. Verzoeker en verweerder hebben ter zitting bij monde van hun gemachtigden hun standpunten toegelicht.

Overwegingen

2.1 Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan - onder meer - indien voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, tegen een besluit bezwaar is gemaakt, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.

2.2 Bij deze beoordeling acht de voorzieningenrechter met name van belang of het bezwaar tegen de afwijzing van de aanvraag een redelijke kans van slagen heeft. De voorzieningenrechter geeft hierbij geen definitief, maar slechts een voorlopig oordeel.

2.3 Verzoeker heeft aan zijn aanvraag ten grondslag gelegd dat hij in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking: "arbeid in loondienst bij NUR Transport B.V. op grond van het Turks Associatie Verdrag".

2.4 Verweerder heeft in het bestreden besluit, voor zover hier van belang en samengevat, overwogen dat verzoeker niet in het bezit is van een geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) die overeenkomt met het verblijfsdoel waarvoor de verblijfsvergunning is aangevraagd.

Verweerder is van mening dat verzoeker geen geslaagd beroep op het Besluit 1/80 van de Associatieraad EEG/Turkije (hierna te noemen: Besluit 1/80) kan doen. Voorts is verweerder van mening dat (uitsluitend) de onderscheiden perioden van 27 juli 2002 tot 4 januari 2003 en van 30 april 2003 tot 26 april 2005 als perioden van legale arbeid kunnen worden aangemerkt. Gelet hierop stelt verweerder zich op het standpunt dat nu verzoeker weliswaar meer dan één jaar, maar minder dan drie jaren legale arbeid heeft verricht, hij alleen rechten zou kunnen ontlenen aan artikel 6 van het Besluit 1/80, indien hij nog bij zijn eerste werkgever, DVT Transport B.V. (hierna: DVT), in dienst zou zijn en indien deze nog een jaar werk voor hem zou hebben, hetgeen evident niet het geval is. Verder is gesteld noch gebleken...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT