Eerste aanleg - meervoudig van Rechtbank Rotterdam, 5 de Junio de 2013

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak 5 de Junio de 2013
Uitgevende instantie:Rechtbank Rotterdam

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel

zaaknummer / rolnummer: C/10/392422 / HA ZA 11-2187

Vonnis van 5 juni 2013

in de zaak van

[eiseres],

wonende te [woonplaats 1],

eiseres in conventie,

verweerster in reconventie,

advocaat mr. W.R. Arema te Rotterdam,

tegen

[gedaagde],

wonende te [woonplaats 2],

gedaagde in conventie,

eiser in reconventie,

advocaat mr. M.C. Houwing te Rotterdam.

Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.

  1. De procedure

    1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:

    - de beschikking benoeming bijzonder curator ex art 1:250 BW in de procedure met zaak- en rekestnr. 401958/HA RK 12-342 en de daarin genoemde processtukken uit onderhavige procedure

    - de brief van de bijzonder curator d.d. 31 januari 2013

    - de akte van [eiseres]

    - de akte van [gedaagde].

    1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.

  2. De beoordeling

    in conventie en in reconventie

    2.1. De rechtbank verwijst naar de in de hierboven genoemde beschikking vastgestelde feiten. Die feiten gelden ook in de onderhavige procedure.

    2.2. De door [eiseres] ingestelde vordering - dat de urn met de as aan haar moet worden afgegeven - is gegrond op een onrechtmatige daad. Deze onrechtmatige daad omvat het door [gedaagde] ombrengen van [eiseres] dochter [persoon 1] en daarnaast de weigering van [gedaagde] om de urn met as af te geven.

    [eiseres] heeft hier aan toegevoegd dat zij de as naar Hindoestaans gebruik wil doen verstrooien, nadat een Hindoestaans ritueel heeft plaatsgevonden, naar de rechtbank begrijpt volgens de Sanatan Dharm(a) stroming.

    Tegen het, hierna nog te bespreken, advies van de bijzonder curator heeft [eiseres] de volgende bezwaren. De kinderen zijn te jong om met de uitstrooiing belast te worden en worden aldus belast met het conflict tussen hun grootmoeder en hun vader. Daarnaast zijn de kinderen nog niet in staat om te kiezen volgens welke stroming van het Hindoeïsme de rituelen zouden moeten plaatsvinden.

    2.3. De door [gedaagde] ingestelde vordering - bepalen dat de urn met de as ten behoeve van de kinderen wordt bewaard tot het jongste kind 18 is en dat de kinderen daarover vervolgens gezamenlijk beschikken, waarbij [gedaagde] bereid is de daaraan verbonden kosten te dragen - is, zo begrijpt de rechtbank, ingegeven door artikel 59 Wet op de Lijkbezorging.

    [gedaagde] is het ook niet eens met het advies van de bijzonder curator. Ook hij vindt de kinderen te jong en voorziet een vergroting van het loyaliteitsconflict waarin zij zich nu al bevinden...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT