Eerste aanleg - meervoudig van Rechtbank Rotterdam, 12 de Junio de 2013

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak12 de Junio de 2013
Uitgevende instantie:Rechtbank Rotterdam

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team haven en handel

zaaknummer / rolnummer: C/10/402238 / HA ZA 12-451

Vonnis van 12 juni 2013

in de zaak van

[eiser],

wonende te Bloemendaal,

eiser,

advocaat mr. B.M. Mendel,

tegen

  1. de publiekrechtelijke rechtspersoon

    ERASMUS UNIVERSITEIT MEDISCH CENTRUM ROTTERDAM,

    zetelende te Rotterdam,

  2. [gedaagde 2],

    wonende te Rotterdam,

    gedaagden,

    advocaat mr. E.J. Eijsberg.

    Partijen zullen hierna [eiser] en Erasmus MC en [gedaagde] genoemd worden.

  3. De procedure

    1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:

    - het tussenvonnis van 12 december 2012,

    - het proces-verbaal van comparitie van 13 mei 2013.

    1.2. Ten slotte is de uitspraak van het vonnis bij vervroeging bepaald op heden.

  4. De verdere beoordeling

    2.1. De rechtbank verwijst naar het tussenvonnis.

    2.2. De rechtbank heeft onder 2.4. van het tussenvonnis overwogen dat in de e-mail van [eiser] d.d. 16 juni 2010 aan prof. dr. [A] is bericht dat [eiser] voor twee dagen per week als neurochirurg gaat werken in het Rugcentrum van het Waterlandziekenhuis te Purmerend. Hierop komt de rechtbank thans terug nu uit deze e-mail niet expliciet blijkt dat [eiser] als neurochirurg aan de slag gaat. In plaats van 2.4. dient gelezen te worden:

    Bij e-mail van 16 juni 2010 van [eiser] aan [A] wordt het volgende bericht:

    “Beste [A],

    Ter informatie, met ingang van a.s. maandag 21 juni ga ik op de 2 dagen dat ik niet in het ErasmusMC werk (de maandagen en donderdagen) aan de slag in het Rugcentrum bij het Waterland ZH.

    Groet, [eiser]”

    2.3. Tijdens de comparitie van partijen zijn de in het tussenvonnis onder 5.2. geformuleerde vragen door partijen beantwoord en in het proces-verbaal vastgelegd. De rechtbank zal de gegeven antwoorden in de verdere motivering voorzover noodzakelijk gebruiken.

    Aansprakelijkheid van Erasmus MC

    2.4. De rechtbank zal eerst beoordelen of Erasmus MC jegens [eiser] toerekenbaar tekort is geschoten in haar verbintenissen zoals die voortvloeien uit de vaststellingsovereenkomst nu dit de primaire grondslag is van de vorderingen die [eiser] heeft ingesteld. Ter comparitie is duidelijk geworden dat [eiser] een ambtelijke aanstelling heeft bij het Erasmus MC. Specifiek beroept [eiser] zich op artikelen 10 (geen ruchtbaarheid geven aan de bereikte overeenstemming) en 11 (over en weer onthouden van negatieve uitlatingen) van de vaststellingsovereenkomst. [eiser] stelt namelijk dat Erasmus MC heeft bewerkstelligd dat hij zijn (neven)werkzaamheden bij het Waterlandziekenhuis niet langer kon voortzetten. Verder verwijst [eiser] naar artikel 4 van de vaststellingsovereenkomst dat als volgt luidt:

    “Taken en verantwoordelijkheden van medewerker zullen bestaan uit voor een neurochirurg gebruikelijke taken op het terrein van patiëntenzorg, klinisch wetenschappelijk onderzoek en onderwijs. Deze werkzaamheden betreffen in het bijzonder de radiochirurgie en de ten tijde van het sluiten van deze overeenkomst door hem verrichte werkzaamheden. De taken en verantwoordelijkheden worden in overleg met medewerker nader door het afdelingshoofd Neurochirurgie vastgesteld.”

    2.5. Daarnaast acht de rechtbank van belang dat in de Ambtenarenwet in artikel 125ter is vermeld dat het bevoegd gezag (werkgever, dus Erasmus MC) en de ambtenaar ([eiser]) verplicht zijn zich als een goed werkgever en een goed ambtenaar te gedragen. Aldus geldt dat de verbintenissen die ingevolge de vaststellingsovereenkomst op partijen rusten dienen te worden gezien tegen de achtergrond van deze algemene norm van goed werkgever- en werknemerschap.

    2.6. De rechtbank stelt voorop dat is komen vast te staan dat [gedaagde] zich tot het Waterlandziekenhuis heeft gewend (telefonisch en later per brief d.d. 25 oktober 2010; zie 2.5. van het tussenvonnis) zonder dat hij voordien contact heeft gehad met [eiser] of dat iemand namens hem met [eiser] contact heeft gezocht. Uit de verklaringen ter comparitie van [gedaagde] en [A] volgt namelijk dat zij niet meer of minder wisten dan is vermeld in de hiervoor onder 2.2. aangehaalde e-mail van [eiser] aan [A] d.d. 16 juni 2010. Verder is niet gebleken dat zich enige omstandigheid voordeed die een belemmering voor een dergelijk overleg zou vormen. Aldus staat vast dat het Erasmus MC ten tijde van de mededelingen van [gedaagde] aan het Waterlandziekenhuis niet wist of [eiser] in dit ziekenhuis al dan niet als chirurg opereerde.

    2.7. [eiser] heeft ingevolge artikel 9 van de vaststellingsovereenkomst het Erasmus MC op de hoogte gesteld dat hij nevenwerkzaamheden...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT