Hoger beroep van Gerechtshof Amsterdam (Nederland), 13 de Junio de 2013

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak13 de Junio de 2013
Uitgevende instantie:Gerechtshof Amsterdam (Nederland)

GERECHTSHOF AMSTERDAM

kenmerk 12/00196

13 juni 2013

uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z], belanghebbende,

gemachtigde: mr. F. Jagersma (Russo & Van der Waal belastingadviseurs en advocaten) te Amsterdam

tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk AWB 11/4805 van de rechtbank Haarlem (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst Amsterdam,

de inspecteur.

  1. Ontstaan en loop van het geding

    1.1. De inspecteur heeft met dagtekening 8 november 2002 aan belanghebbende voor het jaar 1998 een aanslag opgelegd in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) berekend naar een belastbaar inkomen van f 24.315 (hierna: de aanslag). In de aanslag ligt besloten de beschikking dat het verlies van het jaar 1998 nihil bedraagt (hierna de verliesbeschikking).

    1.2. Op 11 februari 2008 heeft de inspecteur een brief van gemachtigde ontvangen met dagtekening 8 februari 2008 die door de inspecteur is aangemerkt als een bezwaarschrift tegen de aanslag, welk bezwaarschrift – gelet op de inhoud daarvan – tevens betrekking heeft op de verliesbeschikking. Bij uitspraak op bezwaar, gedagtekend 22 februari 2008, heeft de inspecteur belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard in zijn bezwaar en heeft hij medegedeeld geen reden te zien de aanslag ambtshalve te verminderen.

    1.3. Bij uitspraak van 6 november 2008, heeft de rechtbank het door belanghebbende ingestelde beroep ongegrond verklaard.

    1.4. Bij uitspraak van 11 november 2010 heeft het Hof het hoger beroep van belanghebbende gegrond verklaard en de inspecteur opgedragen om opnieuw uitspraak te doen op het bezwaarschrift.

    1.5. De inspecteur heeft daarop bij uitspraak op bezwaar, gedagtekend 10 augustus 2011, de aanslag gehandhaafd.

    1.6. Bij uitspraak van 21 februari 2012 heeft de rechtbank het door belanghebbende ingestelde beroep ongegrond verklaard.

    1.7. Belanghebbende heeft per brief van 23 februari 2012, op dezelfde dag binnengekomen bij de rechtbank, de rechtbank verzocht de uitspraak te rectificeren. De rechtbank heeft deze brief als hogerberoepschrift aangemerkt en op grond van artikel 6:15, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht doorgezonden naar het Hof.

    1.8. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. Op 21 februari 2013 zijn nadere stukken ontvangen van de inspecteur. Deze zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

    1.9. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 mei 2013. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

  2. Feiten

    2.1.1. De rechtbank heeft in de onderdelen 2.1 tot en met 2.8 van haar uitspraak de navolgende feiten vastgesteld. Belanghebbende wordt daarin aangeduid als ‘eiser’, de inspecteur als ‘verweerder’.

    “2.1. Eiser is apotheker van beroep. In 1998 is hij directeur en enig aandeelhouder van [A] Beheer B.V. Deze vennootschap bezat op haar beurt alle aandelen in [B] B.V., [C] B.V. en [D] B.V. (hierna te noemen: de apotheek¬vennoot¬schappen). De apotheekvennootschappen dreven elk een apotheek. [A] Beheer B.V. en de apotheekvennootschappen vormen een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting (hierna: de fiscale eenheid).

    2.2. Naar aanleiding van een door de Belastingdienst ingesteld landelijk onderzoek in de farmaciebranche zijn de administraties van de groothandel in medicijnen [E] B.V. en [F] B.V. onderzocht. Het onderzoek betrof de jaren 1994 tot en met 1998. Blijkens dit onderzoek zijn kortingen wegens leveranties van medicijnen over de jaren vanaf 1994 niet door de apotheekvennootschappen in hun administraties verantwoord en via tussenpersonen aan eiser in privé uitbetaald.

    2.3. Op 28 juni 2000 heeft de Belastingdienst aan eiser en de betrokken apotheekvennoot¬schappen bericht dat op grond van het gepleegde boekenonderzoek en een door de FIOD ingesteld strafrechtelijk onderzoek waarvan op 4 september 2000 proces-verbaal is opgemaakt, is vastgesteld dat en tot welke bedragen kortingen aan eiser zijn uitbetaald over de jaren 1994 tot en met 1998. Voor het jaar 1998 is vermeld dat een bedrag van ƒ 177.560 aan kortingen door eiser in privé is ontvangen. Omdat de kortingen niet rechtstreeks aan eiser zijn betaald maar door middel van een tussenpersoon, is hierbij rekening gehouden met commissies die bij de tussenpersoon zijn achtergebleven.

    2.4. Inzake de kortingen die zijn ontvangen in 1994 tot en met 1996 zijn navorderingsaanslagen IB/PVV 1994 tot en met 1996 en navorderingsaanslagen vermogensbelasting 1996 tot en met 1998 opgelegd. Het geschil hierover heeft geleid tot een rechterlijke procedure (met uitzondering van de...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT