Eerste aanleg - meervoudig van Rechtbank Oost-Brabant, 18 de Junio de 2013
Spreker | gepubliceerd |
Datum uitspraak | 18 de Junio de 2013 |
Uitgevende instantie: | Rechtbank Oost-Brabant |
vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Strafrecht
Parketnummer: 01/845171-13
Datum uitspraak: 18 juni 2013
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1988],
wonende te [woonplaats], [adres].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 4 juni 2013.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 1 mei 2013.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
-
hij op of omstreeks 01 januari 2013 te Eindhoven met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd op één of meerdere plaatsen, tegen één of meerdere slachtoffers, welk geweld, plaatsen en slachtoffers betrof:
- aan de Molenstraat (slaan en/of schoppen tegen een onbekend slachtoffer) en/of
- aan de Oude Stadsgracht en/of op het Stadhuisplein (stompen en/of slaan van een onbekend slachtoffer);
-
hij op of omstreeks 01 januari 2013 te Eindhoven ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer 1] een kopstoot in het gezicht heeft gegeven, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art. 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht);
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 01 januari 2013 te Eindhoven opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 1]), een kopstoot heeft gegeven, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
(art. 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht).
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat feit 1 wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Zij heeft daartoe kort gezegd verwezen naar de camera-beelden zoals die door verschillende beveiligingscamera's van...
Om verder te lezen
PROBEER HET UIT