Hoger beroep van Centrale Raad van Beroep, 15 de Octubre de 2008

Datum uitspraak15 de Octubre de 2008
Uitgevende instantie:Centrale Raad van Beroep

07/5374 WW

07/5719 AW

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

U I T S P R A A K

op het hoger beroep van:

de erven van [betrokkene], gewoond hebbende te Groningen (hierna: appellanten),

tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen van 30 juli 2007, 06/1361 (hierna: aangevallen uitspraak),

in het geding tussen:

appellanten

en

  1. de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv);

  2. de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (hierna: minister).

    Datum uitspraak: 15 oktober 2008.

    1. PROCESVERLOOP

      Namens wijlen [betrokkene] heeft drs. E.C. Spiering, werkzaam bij SRK Rechtsbijstand te Zoetermeer, hoger beroep ingesteld.

      Het Uwv en de minister hebben een verweerschrift ingediend.

      Het bestuur van de Vereniging voor Christelijk Onderwijs Liudger, de voormalige werkgever van [betrokkene], heeft de Raad meegedeeld niet aan het geding te willen deelnemen.

      Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 september 2008. Appellanten zijn, met bericht, niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door W. Metus, werkzaam bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door H.A.L. Knoben, werkzaam bij Loyalis Maatwerkadministraties te Heerlen.

    2. OVERWEGINGEN

  3. De Raad stelt voorop dat het in dit geding aan de orde zijnde geschil wordt beoordeeld aan de hand van de Werkloosheidswet (WW), het Besluit bovenwettelijke werkloosheidsregeling voor onderwijspersoneel primair en voortgezet onderwijs (BBWO) en de daarop berustende bepalingen, zoals die luidden ten tijde als hier van belang.

    2.1. Wijlen [betrokkene] (hierna: [betrokkene]) is van 1 mei 2000 tot 1 december 2004 werkzaam geweest op de christelijke scholengemeenschap De Vinkenborgh te Groningen. Op 23 mei 2005 heeft hij uitkeringen ingevolge de WW en het BBWO aangevraagd met ingang van 1 december 2004. Nadat deze uitkeringen hem door het Uwv, respectievelijk de minister, aanvankelijk waren ontzegd op de grond dat [betrokkene] niet had voldaan aan de eis dat hij in de laatste 39 weken voordat hij werkloos werd in ten minste 26 weken werkzaamheden als werknemer heeft verricht, hebben het Uwv en de minister bij besluiten van 30 maart 2006 aan [betrokkene] alsnog met ingang van 1 december 2004 een WW-, respectievelijk een BBWO-uitkering toegekend.

    2.2. Het Uwv heeft vervolgens onderzocht of [betrokkene] in de periode vóór 30 maart 2006 heeft voldaan aan zijn sollicitatieverplichting. Omdat tot...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT