Hoger beroep van Gerechtshof Amsterdam (Nederland), 30 de Mayo de 2013
Spreker | gepubliceerd |
Datum uitspraak | 30 de Mayo de 2013 |
Uitgevende instantie: | Gerechtshof Amsterdam (Nederland) |
GERECHTSHOF AMSTERDAM
kenmerk 11/00410 en 11/00411
30 mei 2013
uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z], belanghebbende,
tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem (hierna: de rechtbank) in de zaken met kenmerk AWB 10/2233 en 10/2234
alsmede op het incidenteel hoger beroep van
de inspecteur van de Belastingdienst [P], de inspecteur,
tegen de uitspraak van de rechtbank in de zaken met kenmerk AWB 10/431, 10/2232, 10/2233, 10/2234, 10/2236 en 10/2237
in de gedingen tussen belanghebbende en de inspecteur.
-
Ontstaan en loop van het geding
1.1. De inspecteur heeft met dagtekening 21 december 2007 aan belanghebbende een navorderingsaanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PV) voor het jaar 2002 opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 100.069. Tevens heeft hij bij beschikkingen een vergrijpboete opgelegd van € 21.318 (50% van het te betalen bedrag aan IB/PV) en heffingsrente in rekening gebracht van € 8.544. Bij uitspraak op bezwaar heeft de inspecteur de navorderingsaanslag, de boete en de heffingsrente gehandhaafd.
1.2. De inspecteur heeft met dagtekening 21 december 2007 aan belanghebbende een navorderingsaanslag premie arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (premie WAZ) voor het jaar 2002 opgelegd, berekend naar een premie-inkomen van € 100.000. Tevens heeft hij bij beschikkingen een vergrijpboete opgelegd van € 1.098 en heffingsrente in rekening gebracht van € 440. Bij uitspraak op bezwaar heeft de inspecteur de navorderingsaanslag en de heffingsrente gehandhaafd, maar de boete vernietigd.
1.3. De inspecteur heeft met dagtekening 21 december 2007 aan belanghebbende een navorderingsaanslag IB/PV voor het jaar 2003 opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 107.880. Tevens heeft hij bij beschikkingen een vergrijpboete opgelegd van € 21.666 (50% van het te betalen bedrag aan IB/PV) en heffingsrente in rekening gebracht van € 7.508. Bij uitspraak op bezwaar heeft de inspecteur de navorderingsaanslag verminderd en berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 101.763. De boete en de heffingsrente zijn dienovereenkomstig verminderd.
1.4. De inspecteur heeft met dagtekening 21 december 2007 aan belanghebbende een navorderingsaanslag premie WAZ voor het jaar 2003 opgelegd, berekend naar een premie-inkomen van € 100.000. Tevens heeft hij bij beschikkingen een vergrijpboete opgelegd van
€ 1.098 en heffingsrente in rekening gebracht van € 380. Bij uitspraak op bezwaar heeft de inspecteur de navorderingsaanslag en de heffingsrente gehandhaafd, maar de boete vernietigd.
1.5. De inspecteur heeft met dagtekening 19 december 2007 aan belanghebbende een aanslag IB/PV voor het jaar 2004 opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 65.920. Tevens heeft hij bij beschikkingen een vergrijpboete opgelegd van
€ 12.299 (50% van het te betalen bedrag aan IB/PV) en heffingsrente in rekening gebracht van € 3.394. Bij uitspraak op bezwaar heeft de inspecteur de aanslag, de boete en de heffingsrente gehandhaafd.
1.6. De inspecteur heeft met dagtekening 23 december 2008 aan belanghebbende een aanslag IB/PV voor het jaar 2005 opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 159.820. Tevens heeft hij bij beschikking heffingsrente in rekening gebracht van € 10.297. Bij uitspraak op bezwaar heeft de inspecteur de aanslag verminderd en berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 135.769. De heffingsrente is dienovereenkomstig verminderd.
1.7. Belanghebbende heeft tegen de hiervoor genoemde uitspraken op bezwaar beroep ingesteld bij de rechtbank. Bij uitspraak van 6 april 2011 heeft de rechtbank de beroepen gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar vernietigd, de navorderingsaanslagen IB/PV en premie WAZ voor de jaren 2002 en 2003 verminderd tot nihil, de aanslagen IB/PV voor de jaren 2004 en 2005 verminderd tot aanslagen berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van respectievelijk € 29.992 en € 99.769, de boetes voor de IB/PV voor de jaren 2002 en 2003 verminderd tot nihil, de boete voor de IB/PV voor het jaar 2004 verminderd tot 40% van het te betalen bedrag aan IB/PV en bepaald dat de beschikkingen heffingsrente dienovereenkomstig op nihil worden vastgesteld dan wel verminderd.
1.8. Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank, voor zover deze betrekking had op de aanslagen IB/PV voor de jaren 2004 en 2005, hoger beroep ingesteld. Het beroepschrift is op 11 mei 2011 bij het Hof ingekomen.
1.9. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. Daarbij heeft hij tevens incidenteel hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank. Het verweerschrift is op 7 december 2011 bij het Hof ingekomen.
1.10. Belanghebbende heeft bij brief van 13 december 2011 een nader stuk ingediend. De inspecteur heeft hierop gereageerd bij brief van 20 februari 2012.
1.11. Op 14 en 26 februari 2013 zijn bij het Hof nog nadere stukken van belanghebbende ingekomen.
1.12. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 maart 2013. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
-
Feiten
Het Hof stelt de volgende feiten vast, uitgaande van de door de rechtbank weergegeven feiten, welke op enkele onderdelen zijn gewijzigd of aangevuld.
2.1. De stichting [A] (hierna: [A]) houdt zich in opdracht van de gemeente [P] bezig met het inzamelen, controleren, sorteren, registreren, opslaan en overslaan van afgedankte apparaten, zoals wasmachines en koelkasten. Zij dient bij het uitvoeren van haar werkzaamheden in belangrijke mate gebruik te maken van moeilijk plaatsbare werknemers. [A] ontvangt voor deze werkzaamheden vergoedingen van de gemeente [P] en de...
Om verder te lezen
PROBEER HET UIT