Eerste aanleg - meervoudig van Council of State (Netherlands), 19 de Junio de 2013

Datum uitspraak19 de Junio de 2013
Uitgevende instantie:Council of State (Netherlands)

201210708/1/A4, 201210709/1/A4, 201210711/1/A4, 201210712/1/A4, 201210714/1/A4, 201210745/1/A4, 201210748/1/A4, 201210751/1/A4, 201210752/1/A4.

Datum uitspraak: 19 juni 2013

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in de gedingen tussen:

1. [appellanten sub 1], wonend te Creil onderscheidenlijk Tollebeek, gemeente Noordoostpolder,

2. [appellante sub 2] en anderen, allen wonend te Urk,

3. [appellant sub 3], wonend te Urk, en anderen,

4. de stichting Nationaal Kritisch Platform Windenergie, gevestigd te Hippolytushoef, gemeente Hollands Kroon, en anderen (hierna: NKPW en anderen),

5. [appellant sub 5], wonend te Espel, gemeente Noordoostpolder,

en

1. het college van burgemeester en wethouders van Noordoostpolder,

2. de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, thans: Economische Zaken,

verweerders.

Procesverloop

Bij besluit van 21 september 2012 heeft de staatssecretaris aan de rechtspersonen verenigd in de Koepel Windenergie (hierna: de Koepel) voor een aantal diersoorten ontheffing verleend van de in artikel 9 van de Flora- en faunawet (hierna: Ffw) neergelegde verbodsbepaling.

Tegen dit besluit hebben [appellanten sub 1], [appellante sub 2] en anderen en [appellant sub 3] en anderen beroep ingesteld.

Bij afzonderlijke besluiten van 18 september 2012 heeft het college de verzoeken van onder andere [appellant sub 5], [appellanten sub 1] en NKPW en anderen afgewezen om bij maatwerkvoorschrift als bedoeld in artikel 3.14a, derde lid, van het Activiteitenbesluit milieubeheer andere normen vast te stellen voor de geluidbelasting van het windpark gelegen binnendijks nabij de Westermeerdijk, het "Windpark Westermeerwind", het "Windpark Creil" en het windpark gelegen binnendijks nabij de Zuidermeerdijk.

Tegen deze besluiten hebben [appellant sub 5], [appellanten sub 1] en NKPW en anderen beroep ingesteld.

Bij besluit van 18 september 2012 heeft het college op verzoek van een van de rechtspersonen van de Koepel maatwerkvoorschriften vastgesteld als bedoeld in artikel 3.12, tweede lid, van de Activiteitenregeling milieubeheer voor het voorkomen of beperken van hinder door slagschaduw van het "Windpark Creil".

Tegen dit besluit hebben [appellanten sub 1] beroep ingesteld.

Bij afzonderlijke besluiten van 18 september 2012 heeft het college aan een van de rechtspersonen van de Koepel ten behoeve van het "Windpark Westermeerwind" een omgevingsvergunning verleend voor 48 windturbines van het type Siemens 3.0DD met een rotordiameter van 108 m onderscheidenlijk 101 m.

Tegen deze besluiten hebben NKPW en anderen beroep ingesteld.

Bij besluit van 18 september 2012 heeft het college aan een van de rechtspersonen van de Koepel een omgevingsvergunning verleend voor de bouw van 8 kraanopstelplaatsen ten behoeve van het windpark gelegen binnendijks nabij de Zuidermeerdijk.

Tegen dit besluit hebben [appellanten sub 1] beroep ingesteld.

[appellant sub 5], [appellanten sub 1], NKPW en anderen, [appellante sub 2] en anderen, en [appellant sub 3] en anderen hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaken gevoegd ter zitting behandeld op 1 maart 2013, waar [appellante sub 2] en anderen, [appellant sub 3] en anderen, en [appellant sub 5], bijgestaan dan wel vertegenwoordigd door onder anderen mr. J.D. Eerdmans, advocaat te Lelystad, en P.J.H. van der Linden, deskundige, [appellant sub 1 A], bijgestaan door [gemachtigden], NKPW en anderen, vertegenwoordigd door dr. J.H.F. Jansen, het college, vertegenwoordigd door N.E.G.L. Christiaens, ing. A.J. Kerkhoven, A.J. Greven, allen werkzaam bij de gemeente, en ing. G.A. Dekker-van Ooijen, werkzaam bij Omgevingsdienst Flevoland & Gooi en Vechtstreek, en de staatssecretaris, vertegenwoordigd door mr. J.E.W. Tieleman, werkzaam bij het ministerie, zijn verschenen. Voorts is ter zitting de Koepel, vertegenwoordigd door mr. A. ten Veen en mr. M.M. Kaajan, beiden advocaat te Amsterdam, en drs. T. ten Klooster, drs. H.A.M. Prinsen, ing. J. Geleijns en ir. H.J.G.A. Limpens, deskundigen, gehoord.

Overwegingen

1. De bestreden besluiten zijn genomen in het kader van fase 3 van de realisering van het Windpark Noordoostpolder.

In de uitspraak van 8 februari 2012 in zaak nr. 201100875/1/R2 (hierna: de uitspraak van 8 februari 2012) heeft de Afdeling geoordeeld over de beroepen ingesteld tegen de besluiten die zijn genomen in het kader van fase 1 van de realisering van het Windpark Noordoostpolder, te weten de vaststelling van een rijksinpassingsplan en 33 uitvoeringsbesluiten.

In de uitspraak van 21 november 2012 in zaken nrs. 201204164/1/A4 e.v. (hierna: de uitspraak van 21 november 2012) heeft de Afdeling geoordeeld over de beroepen ingesteld tegen de besluiten genomen in het kader van fase 2 van de realisering van het Windpark Noordoostpolder, te weten de vaststelling van geluidmaatwerkvoorschriften en de verlening van watervergunningen.

Het Windpark Noordoostpolder bestaat uit vier inrichtingen als bedoeld in de Wet milieubeheer, te weten het windpark gelegen binnendijks nabij de Westermeerdijk, "Windpark Westermeerwind" gelegen voor de kust van de Westermeerdijk en de Noordermeerdijk, "Windpark Creil" gelegen binnendijks nabij de Noordermeerdijk en het windpark gelegen binnendijks nabij de Zuidermeerdijk.

Ontvankelijkheid

2. Ingevolge artikel 8:24, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kunnen partijen zich laten bijstaan of door een gemachtigde laten vertegenwoordigen. Indien beroep is ingesteld bij de Afdeling kan zij krachtens artikel 8:24, tweede lid, van de Awb van de gemachtigde, niet zijnde een advocaat, een schriftelijke machtiging verlangen. Indien een machtiging wordt gevraagd en niet wordt overgelegd, kan het beroep ingevolge artikel 6:6 van de Awb niet-ontvankelijk worden verklaard.

2.1. Het beroepschrift van NKPW en anderen is uitsluitend ondertekend door de voorzitter van NKPW. In het beroepschrift is gesteld dat mede beroep wordt ingesteld namens een aantal in het beroepschrift genoemde natuurlijke personen. Bij brief van 16 november 2012 is NKPW in de gelegenheid gesteld om de gestelde vertegenwoordiging aan te tonen door machtigingen van deze personen over te leggen. Daarbij is vermeld dat zij bij het niet tijdig voldoen aan het gevraagde er rekening mee moet houden dat het beroep in zoverre niet-ontvankelijk wordt verklaard. Binnen de gestelde termijn is geen machtiging overgelegd van [appellant sub 4 A], wonend aan de [locatie 1] te Emmeloord. Hierin ziet de Afdeling aanleiding de beroepen van NKPW en anderen, voor zover ingesteld namens [appellant sub 4 A], niet-ontvankelijk te verklaren.

2.2. Het beroepschrift van [appellanten sub 1] is uitsluitend ondertekend door [appellant sub 1 A]. In het beroepschrift is gesteld dat mede beroep wordt ingesteld namens [appellant sub 1 B]. Bij brief van 18 januari 2013 is [appellant sub 1 A] in de gelegenheid gesteld om de gestelde vertegenwoordiging aan te tonen door een machtiging van [appellant sub 1 B] over te leggen. Daarbij is vermeld dat zij bij het niet tijdig voldoen aan het gevraagde er rekening mee moet houden dat het beroep in zoverre niet-ontvankelijk wordt verklaard. Binnen de gestelde termijn is geen machtiging van [appellant sub 1 B] overgelegd. Derhalve zijn de beroepen van [appellant sub 1 A], voor zover ingesteld namens [appellant sub 1 B], niet-ontvankelijk.

3. Voor de besluitvorming is uitvoering gegeven aan de rijkscoördinatieregeling zoals neergelegd in artikel 3.35 van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: de Wro). Ingevolge artikel 3.35, vierde lid, van de Wro samen met artikel 3.8, eerste lid, van de Wro en de artikelen 3:11, 3:15 en 3:16 van de Awb is afdeling 3.4 van de Awb van toepassing en worden de besluiten gelijktijdig ter inzage gelegd voor de duur van zes weken en kunnen gedurende deze termijn zienswijzen als bedoeld in artikel 3:15 van de Awb naar voren worden gebracht.

Ingevolge artikel 8.2, eerste lid, onder e, van de Wro in samenhang met artikel 6:13 van de Awb, kan beroep slechts worden ingesteld door de belanghebbende die tegen de besluiten tijdig een zienswijze naar voren heeft gebracht. Dit is slechts anders indien een belanghebbende redelijkerwijs niet kan worden verweten dat hij niet tijdig een zienswijze naar voren heeft gebracht.

3.1. [appellant sub 1 A] heeft geen zienswijzen over het ontwerp van het besluit tot verlening van de omgevingsvergunning voor de bouw van 8 kraanopstelplaatsen naar voren gebracht. Niet is gebleken van omstandigheden op grond waarvan geoordeeld moet worden dat dit haar redelijkerwijs niet kan worden verweten. Het beroep van [appellant sub 1 A] tegen de omgevingsvergunning voor de kraanopstelplaatsen is niet-ontvankelijk.

4. Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.

Ingevolge het derde lid worden ten aanzien van rechtspersonen als hun belangen mede beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen.

Uit artikel 1:2, derde lid, van de Awb volgt dat voor het opkomen in rechte ter behartiging van algemene en collectieve belangen de eis van rechtspersoonlijkheid geldt om als belanghebbende te kunnen worden aangemerkt.

4.1. Ingevolge artikel 6:7 van de Awb bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift zes weken.

Ingevolge artikel 6:8, vierde lid, vangt de termijn voor...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT