Eerste aanleg - enkelvoudig van Rechtbank Amsterdam, 29 de Mayo de 2013

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak29 de Mayo de 2013
Uitgevende instantie:Rechtbank Amsterdam

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht

zaaknummer / rolnummer: C/13/521384 / HA ZA 12-839

Vonnis van 29 mei 2013

in de zaak van

[A] Q.Q.

in hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van haar minderjarige zoon [B],

wonende te --,

eiseres,

advocaat mr. J.R.E. Alberts,

tegen

  1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

    GVB EXPLOITATIE B.V.,

    gevestigd te Amsterdam,

  2. naamloze vennootschap

    N.V. VERZEKERINGSBEDRIJF GROOT AMSTERDAM,

    gevestigd te Amsterdam,

    gedaagden,

    advocaat mr. G.C. Endedijk.

    Partijen zullen hierna [B] (in mannelijk enkelvoud) en GVB c.s. (gezamenlijk) respectievelijk GVB en VGA genoemd worden.

  3. De procedure

    1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:

    - de dagvaarding van 15 juni 2012, met producties,

    - de conclusie van antwoord van GVB c.s., met producties,

    - het tussenvonnis van 28 november 2012, waarin een comparitie van partijen is gelast,

    - het proces-verbaal van comparitie van 10 april 2013, met de daarin genoemde stukken.

    1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.

  4. De feiten

    2.1. Op 19 november 2010 was [B] - destijds veertien jaar - na het uitgaan van school, het Nova College aan de Pieter Mondriaanstraat in Amsterdam, met een aantal medeleerlingen op de Postjesweg ingestapt in metro 50 (rijdende van de Isolatorweg naar Gein). [B] woonde destijds in Amsterdam Zuid-Oost, maar stapte al uit bij halte Cornelis Lelylaan om zijn tante te bezoeken, die daar in de buurt woont.

    Om 3 minuten voor half vier ’s middags is [B] op metrostation Cornelis Lelylaan ten val gekomen, op de rails beland en door een vertrekkende metro overreden.

    2.2. Als het gevolg van het ongeval heeft [B] divers ernstig letsel opgelopen. Beide benen van [B] zijn geamputeerd.

    2.3. De metro die bij het ongeval betrokken was van het type CAF: deze metro’s zijn voorzien van een treeplank.

    2.4. De bestuurder is door de dienst controle infrastructuur verkeer van de regiepolitie Amsterdam – Amstelland als betrokkene verhoord. Het proces-verbaal van het verhoor houdt – voor zover hier van belang – het volgende in:

    Als ik een perron van een halte nader let ik eerst op de weersomstandigheden. Bij nat weer is de rails gladder en daar houd ik dan rekening mee. Ook kijk ik zelf of er eventueel passagiers te dicht bij de doorgetrokken streep op het perron staan. Als dat het geval is haal ik nog meer snelheid eruit en geef ik eventueel een claxonsignaal. (…) Als de trein ongeveer halverweg[e] het perron is[,] wordt er een videosignaal geactiveerd waardoor ik op een monitor in mijn bestuurderscabine mijn trein kan overzien aan de buitenzijde. Het is per perron verschillend hoe groot het gedeelte van het perron is dat ik dan ook kan zien. Bij de halte op de Cornelis Lelylaan zie ik enkel mijn trein en het gedeelte van het perron waar de doorgetrokken streep is. Vervolgens let ik op de ruimte tussen de witte doorgetrokken streep en de trein of daar nog passagiers lopen of staan. Vervolgens druk ik op de sluitknop. Als ik deze knop heb ingedrukt wordt er een geluidssignaal gegeven aan de passagiers. Dit signaal betekent dat de deuren gaan sluiten. Het systeem sluit vervolgens alle deuren en vergrendelt deze. Vervolgens gaat er dan op mijn dasboard een groen lampje branden. (…) Zolang dit lampje niet brandt staat mijn trein geheel geblokkeerd[.] Vervolgens kijk ik dan of het sein langs het spoor op groen staat zodat ik ook weer kan vertrekken naar de volgende halte. Vervolgens trek ik op en maak ik snelheid. Ik heb dan ook al weer voor me gekeken of het perron voor me vrij is. Terwijl ik snelheid opbouw blijf ik op de monitor en voor me kijken totdat de videoverbinding wegvalt.

    (…)

    Terwijl ik bij de halte Sloterdijk stil stond zag ik dat jongeren van het ene naar het andere treinstel renden. (…) Ik weet uit ervaring dat ze dan meestal buiten het bereik van mijn videobeelden zijn en dat ze toch weer terugkomen naar de trein en weer instappen. Ik let daarom in zulke gevallen nog scherper op omdat ik weet dat er vanuit het niets weer iemand bij mijn trein kan zijn.

    Ik heb van het hele ongeluk op de Lelylaan niets gemerkt. Ik heb enkel op mijn monitor gezien, vlak voordat de videoverbinding weg viel dat het leek of er iets bij het achterste [trein]stel op wapperde. Voor mij zag het er uit als een muts of zo. Ook bij deze halte had ik mij gehouden aan de veiligheidsprocedure zoals ik die eerder beschreef.

    (…)

    Niemand heeft op een noodknop gedrukt of aan de noodrem getrokken.

    2.5. [B] heeft GVB c.s. aansprakelijk gesteld. GVB c.s. heeft aansprakelijkheid betwist.

  5. Het geschil

    3.1. [B] vordert bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad een verklaring voor recht dat het GVB aansprakelijk is voor het ongeval van 19 november 2010 en GVB en VGA zodoende aansprakelijk zijn voor alle daaruit voortvloeiende schade.

    3.2. [B] baseert de aansprakelijkheid van GVB c.s. op de vier grondslagen: een onrechtmatige daad in de vorm van een fout van de bestuurder, een onrechtmatige daad door gevaarzetting, aansprakelijkheid op grond van de vervoersovereenkomst en (door analoge toepassing) aansprakelijkheid op grond van artikel 185 Wegenverkeerswet 1994 (WVW). Met betrekking tot de bewijslast neemt [B] het standpunt in dat het, gelet op de toedracht, aan GVB c.s. is om te stellen en te bewijzen dat de schade van [B] ook zou zijn ontstaan als de bestuurder en GVB c.s. niet onrechtmatig hadden gehandeld.

    3.2.1. Ten aanzien van VGA stelt [B] dat op grond van artikel 7:954 BW hij een directe actie kan instellen tegen VGA voor schade waarvoor het GVB aansprakelijk is.

    3.3. GVB c.s. voert verweer. GVB c.s. acht hetgeen [B] is overkomen een betreurenswaardig ongeval, waarvoor GVB c.s. niet aansprakelijk is.

    3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

  6. De beoordeling

    fout bestuurder

    4.1. [B] stelt dat de bestuurder van de metro een fout heeft gemaakt. Het Dienstvoorschrift van het GVB schrijft voor dat het vertrekproces drie kijkmomenten kent, te weten (1) vóór het sluiten van de deur, (2) nadat de deuren gesloten zijn en (3) nadat de metro is gaan rijden, totdat het beeld wegvalt. De reikwijdte van de beelden op de monitor van de bestuurder is op sommige stations tot over de witte doorgetrokken streep op het perron, soms zelfs tot de (tweede) strook ribbeltegels voorslechtzienden. Uit de verklaring van de bestuurder blijkt dat deze tijdens het wegrijden nog iets heeft zien wapperen op het beeld van de monitor, hetgeen – gelet op de beelden – de tas van [B] moet zijn geweest. Nu de val van [B] daaraan vooraf ging, volgt hieruit al al dat de bestuurder de gebeurtenissen had kunnen en moeten zien, De bestuurder heeft dus bij het derde kijkmoment, bij het wegrijden, hetzij niet (goed genoeg) gekeken en daardoor niet gezien dat er een gevaarlijke situatie ontstond hetzij niet adequaat genoeg gereageerd op de ontstane gevaarlijke situatie. In beide gevallen is dat onrechtmatig jegens [B], omdat de bestuurder bijvoorbeeld door middel van claxoneren [B] had moeten waarschuwen, door een noodstop het ongeval had kunnen voorkomen of tenminste...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT